8.
Naar de sterren
Vandaag
hebben kabouter Kreukelbaard en ik een hele dag door de bossen gelopen om verschillende
plekken te bezoeken waar kabouters en elfjes bijeenkomen om bomen en planten te
verzorgen, om noten en vruchten te zoeken voor het eten en om tegelijkertijd wat
rommel op te ruimen wat in het bos was achtergelaten. Na zo’n dag waren we
allebei best wel moe en besloten we na het eten ons kopje eikelkoffie mee te
nemen naar een mooie open plek aan de rand van het bos. We gingen daar lekker
verder uitrusten en waren een beetje aan het dromen. Terwijl we daar zaten kwamen
er verschillende dieren voorbij. En allemaal bleven ze even staan kijken,
maakten ze een geluidje of kwamen ze even heel dichtbij om aan ons te ruiken.
Dat was zóoo leuk. En terwijl we daar zo zaten werd het langzaam donker. We
hoorden vele geluiden uit het bos komen, maar ik vond het niet eng. Ik weet nog
dat ik dat vroeger wel eens griezelig vond, maar op een of andere manier was ik
door de aanwezigheid van kabouter Kreukelbaard en de dieren die langs waren
gekomen heel erg op mijn gemak.
We zaten
daar lekker te genieten en keken naar de hemel, waar we steeds meer sterren
zagen verschijnen. We gingen op onze rug liggen en staarden naar de hemel en de
sterren. Sommigen fonkelden heel sterk en sommigen waren bijna niet te zien zo
ver stonden ze. Nadat we zo een tijdje hadden liggen staren zei Kreukelbaard
ineens: ”Ik zou wel eens tussen die sterren door willen reizen, of naar zo’n
ster toe willen gaan.” “Ja” zei ik, “ik ook, maar dan moet je wel astronaut
worden en dat zal ik nooit worden en jij bent te klein denk ik.” “Nou dan
zullen we dat maar gauw vergeten hè” zei Kreukelbaard. “Hé zeg dat had ik niet van jullie verwacht hoor”, klonk er ineens
vanuit de bomen. We keken om en daar zat meneer Uil die geruisloos was komen aanvliegen
en ons hele gesprek had gehoord. “Ik had wel verwacht dat jullie een beetje
fantasie hadden. Jij bent een kabouter die veel met alle wezens van de natuur
te maken heeft en jij, jij bent iemand die daar voor open staat en met hem mee
gaat om te leren dat er veel meer is dan je ooit gedacht had. Zeker júllie moeten toch makkelijk naar de sterren kunnen reizen?”
“Ehhh ja, maar ik weet even niet hoe”, zei Kreukelbaard. “Nou moe”riep de uil,
“waar is je fantasie Kreukelbaard, gebruik je fantasie man.” “Bedoel je nu dat
ik moet fantaseren dat ik naar de sterren reis?” “Ja natuurlijk, als jij dat
fantasie noemt, ik noem het vertrouwen in de engeltjes die altijd op ons letten…en….wie
weet wanneer fantasie echt fantasie is of gewoon de werkelijkheid?” “Ja kom op
Kreukelbaard, dit is leuk, we gaan op reis naar de sterren.”
Zo gezegd zo
gedaan en we gingen weer op onze rug liggen en fantaseerden dat we een heel
speciaal voertuig hadden waarmee we de ruimte in werden geschoten. Al gauw
hoorde ik niets meer van mijn omgeving en was ik op weg naar een ster of
planeet die mijn aandacht trok. Ik ging zo snel als een bliksemschicht en ik
weet nog dat ik me heel erg op mijn gemak voelde. Ik zag de ster waar ik naar
toe op weg was al gauw verschijnen. Het was een hele heldere planeet. Toen ik
daar geland was en op de planeet stapte, merkte ik dat alles een lieve zachte
kleur had. Ik liep wat rond en ontdekte een pad wat door wit licht beschenen
werd. Ik besloot dat pad eens te volgen en te kijken waar ik uit kwam. Na een
tijdje kwam ik op een plek met een mooi meertje. Het water was lichtblauw maar
leek aan het oppervlak wel van goud. Ik liep ernaar toe en voelde met mijn hand
in het water. Het voelde heel zacht en het had een heerlijke temperatuur. Het
was of het water me uitnodigde om te komen zwemmen. Dus ik kleedde me uit en
liep langzaam het water in. Ik was verbaasd dat ik niet bang was. Toen ik zo heerlijk
in het water dreef hoorde ik ineens Kreukelbaard roepen: ”Joehoe waar zit je?”
Ik keek om me heen maar zag hem niet. “Ik zwem in dit prachtige goudkleurige
meertje hier, het lijkt wel een paradijs” riep ik. “Welk meertje, er is hier
geen meertje.” “Wel waar, ik lig er toch midden in.” Ik besloot uit het water te komen, me weer
aan te kleden en Kreukelbaard te zoeken. Ik hoorde hem wel maar zag hem niet.
En dat was precies hetzelfde voor Kreukelbaard. “Misschien zitten we allebei op
een andere ster, kunnen we elkaar wel horen maar niet zien…zou dat kunnen?” riep
Kreukelbaard. “Eh ja, dat geloof ik wel, als we aan het fantaseren gaan kan
toch alles?” “Hier is het mooi, hoe is het bij jou?” riep ik. “Ja ik zit op een
bankje met allemaal bloemen om me heen en een waterval, fonteinen, een
reuzenrad, suikerspinnen en nog veel meer bijzondere mooie plekjes” riep
Kreukelbaard. “Zullen we eens proberen te ruilen van ster?” “Ok, we tellen af
en bij drie ruilen we van ster goed?” “OK, daar gaan we..1..2….3”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten