vrijdag 10 augustus 2018

Kreukelbaardkronieken, hoofdstuk 8: Naar de sterren



                                               8.  Naar de sterren

Vandaag hebben kabouter Kreukelbaard en ik een hele dag door de bossen gelopen om verschillende plekken te bezoeken waar kabouters en elfjes bijeenkomen om bomen en planten te verzorgen, om noten en vruchten te zoeken voor het eten en om tegelijkertijd wat rommel op te ruimen wat in het bos was achtergelaten. Na zo’n dag waren we allebei best wel moe en besloten we na het eten ons kopje eikelkoffie mee te nemen naar een mooie open plek aan de rand van het bos. We gingen daar lekker verder uitrusten en waren een beetje aan het dromen. Terwijl we daar zaten kwamen er verschillende dieren voorbij. En allemaal bleven ze even staan kijken, maakten ze een geluidje of kwamen ze even heel dichtbij om aan ons te ruiken. Dat was zóoo leuk. En terwijl we daar zo zaten werd het langzaam donker. We hoorden vele geluiden uit het bos komen, maar ik vond het niet eng. Ik weet nog dat ik dat vroeger wel eens griezelig vond, maar op een of andere manier was ik door de aanwezigheid van kabouter Kreukelbaard en de dieren die langs waren gekomen heel erg op mijn gemak.
We zaten daar lekker te genieten en keken naar de hemel, waar we steeds meer sterren zagen verschijnen. We gingen op onze rug liggen en staarden naar de hemel en de sterren. Sommigen fonkelden heel sterk en sommigen waren bijna niet te zien zo ver stonden ze. Nadat we zo een tijdje hadden liggen staren zei Kreukelbaard ineens: ”Ik zou wel eens tussen die sterren door willen reizen, of naar zo’n ster toe willen gaan.” “Ja” zei ik, “ik ook, maar dan moet je wel astronaut worden en dat zal ik nooit worden en jij bent te klein denk ik.” “Nou dan zullen we dat maar gauw vergeten hè” zei Kreukelbaard. “Hé zeg dat had ik niet van jullie verwacht hoor”, klonk er ineens vanuit de bomen. We keken om en daar zat meneer Uil die geruisloos was komen aanvliegen en ons hele gesprek had gehoord. “Ik had wel verwacht dat jullie een beetje fantasie hadden. Jij bent een kabouter die veel met alle wezens van de natuur te maken heeft en jij, jij bent iemand die daar voor open staat en met hem mee gaat om te leren dat er veel meer is dan je ooit gedacht had. Zeker júllie moeten toch makkelijk naar de sterren kunnen reizen?” “Ehhh ja, maar ik weet even niet hoe”, zei Kreukelbaard. “Nou moe”riep de uil, “waar is je fantasie Kreukelbaard, gebruik je fantasie man.” “Bedoel je nu dat ik moet fantaseren dat ik naar de sterren reis?” “Ja natuurlijk, als jij dat fantasie noemt, ik noem het vertrouwen in de engeltjes die altijd op ons letten…en….wie weet wanneer fantasie echt fantasie is of gewoon de werkelijkheid?” “Ja kom op Kreukelbaard, dit is leuk, we gaan op reis naar de sterren.”

Zo gezegd zo gedaan en we gingen weer op onze rug liggen en fantaseerden dat we een heel speciaal voertuig hadden waarmee we de ruimte in werden geschoten. Al gauw hoorde ik niets meer van mijn omgeving en was ik op weg naar een ster of planeet die mijn aandacht trok. Ik ging zo snel als een bliksemschicht en ik weet nog dat ik me heel erg op mijn gemak voelde. Ik zag de ster waar ik naar toe op weg was al gauw verschijnen. Het was een hele heldere planeet. Toen ik daar geland was en op de planeet stapte, merkte ik dat alles een lieve zachte kleur had. Ik liep wat rond en ontdekte een pad wat door wit licht beschenen werd. Ik besloot dat pad eens te volgen en te kijken waar ik uit kwam. Na een tijdje kwam ik op een plek met een mooi meertje. Het water was lichtblauw maar leek aan het oppervlak wel van goud. Ik liep ernaar toe en voelde met mijn hand in het water. Het voelde heel zacht en het had een heerlijke temperatuur. Het was of het water me uitnodigde om te komen zwemmen. Dus ik kleedde me uit en liep langzaam het water in. Ik was verbaasd dat ik niet bang was. Toen ik zo heerlijk in het water dreef hoorde ik ineens Kreukelbaard roepen: ”Joehoe waar zit je?” Ik keek om me heen maar zag hem niet. “Ik zwem in dit prachtige goudkleurige meertje hier, het lijkt wel een paradijs” riep ik. “Welk meertje, er is hier geen meertje.” “Wel waar, ik lig er toch midden in.”  Ik besloot uit het water te komen, me weer aan te kleden en Kreukelbaard te zoeken. Ik hoorde hem wel maar zag hem niet. En dat was precies hetzelfde voor Kreukelbaard. “Misschien zitten we allebei op een andere ster, kunnen we elkaar wel horen maar niet zien…zou dat kunnen?” riep Kreukelbaard. “Eh ja, dat geloof ik wel, als we aan het fantaseren gaan kan toch alles?” “Hier is het mooi, hoe is het bij jou?” riep ik. “Ja ik zit op een bankje met allemaal bloemen om me heen en een waterval, fonteinen, een reuzenrad, suikerspinnen en nog veel meer bijzondere mooie plekjes” riep Kreukelbaard. “Zullen we eens proberen te ruilen van ster?” “Ok, we tellen af en bij drie ruilen we van ster goed?” “OK, daar gaan we..1..2….3”.
Plotseling stond ik onder een waterval en werd ik kleddernat. Ik probeerde gauw naar een droge plek te komen maar schrok van een grote roze spin. Gelukkig bleef ze stil zitten en kon ik er heel voorzichtig langs schuifelen. Toen ik naast de spin stond bleek het geen echte spin te zijn maar eentje van suiker ha ha ha. Dat was mooi, in je fantasie is dus echt alles mogelijk maar je moet wel goed bedenken wat je wilt fantaseren. Een suikerspin…ha ha ha, dat had ik even verkeerd begrepen. “He leukerd”, hoorde ik ineens Kreukelbaard roepen, “wat is dit nou?”  “Hoe zo, wat is er aan de hand?” “Ik zit hier in een heel groot veld met radijs.” “Ha ha ha ha ha”  lachte ik hard, “dat had ik hier ook. We fantaseren alles wat we denken of denken wat we gehoord hebben. Ik riep tegen jou dat het een paradijs was en jij maakt er iets met radijs van. Ha ha ha.” “Nou leuk zeg, had jij dat ook?” ”Ja, ik had een echte spin maar dan van suiker in plaats van een lekkere suikerspin.” “Hmmm” bromde Kreukelbaard, “als fantaseren dan zo makkelijk gaat mogen we wel uitkijken met wat we fantaseren. Anders komen we nog in hele gekke situaties terecht.” “Ja stel je voor dat jij ineens een echte kreukelbaard zou hebben en zo lang zou zijn dat je vast kwam te zitten. Ha ha ha.” “Neeeeee niet weer” hoorde ik Kreukelbaard roepen. “Wat is er” vroeg ik. “Nu heb ik voor de tweede keer zo’n idiote baard. Ik moest aan vroeger denken toen je dat zei want dat is me toen ook al eens overkomen. En nou zit ik met een krulbaard van 10 meter vast in het struikgewas. Kom me hier eens even uithelpen”. “Nee hoor” riep ik, “doe dat zelf maar, dit is toch allemaal fantasie, en daar heb je voldoende van om je weer los te kunnen maken.” Een beetje nieuwsgierig was ik wel en ook een beetje bang dat het Kreukelbaard niet zou lukken. Maar na een tijdje hoorde ik Kreukelbaard zuchten en zeggen dat dit wel voldoende was voor een reisje naar de sterren. Ik voelde een por in mijn zij en ik lag ineens weer aan de rand van het bos naast Kreukelbaard. Meneer de Uil zat nog boven ons  en lachte. “Jeetje” zei Kreukelbaard, “dat was even apart zeg, zomaar rondreizen door het heelal.” Meneer Uil lachte weer en vertelde ons dat we helemaal niet weg geweest waren, maar al die tijd daar met onze ogen dicht hadden gelegen. “Maar het was zo echt” zei ik. “Ja natuurlijk, dat is het leuke van fantaseren. Alles is mogelijk en ooit zal fantasie misschien wel werkelijkheid worden.” Kreukelbaard en ik waren stil geworden. We wisten niets meer te zeggen en keken nog een keer naar de sterrenhemel. Het was alsof twee sterren de hele tijd naar ons knipoogden. Zouden we er dan toch echt geweest zijn?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten