donderdag 23 augustus 2018

De Kreukelbaarkronieken hfdst 1

1. Koffie bij Kreukelbaard

Vandaag heb ik besloten om maar eens de verhalen te gaan vertellen van kabouter Kreukelbaard. Waarom? Omdat ik het leuk vind en omdat kabouter Kreukelbaard mij dit heeft gevraagd. Waarom ik, zal je denken? Nou dat komen we wel aan de weet in een van zijn verhalen hoop ik. Het is in ieder geval zo dat ik kabouter Kreukelbaard al hééél lang ken. Vroeger toen ik nog klein was maakte ik al contact met zijn vriendjes en later leerde ik hem zelf kennen doordat ik verhaaltjes voor het slapen gaan wilde vertellen aan mijn twee dochtertjes. Dus kabouter Kreukelbaard is al een oude bekende van me. En nou zeg ik oude bekende, maar hij is veel ouder dan ik hoor. Hij is al 367 jaar. Het is een leuk klein manneke van zo’n 50 cm groot. Hij heeft een rode broek aan met een hemels blauw-wit geblokt jasje en natuurlijk een rode puntmuts. Aan zijn voetjes draagt hij bruine leren laarsjes met veters. Een leuk ventje om te zien hoor. Hij heeft altijd rode wangetjes van het buiten zijn, want daar is hij altijd te vinden. En natuurlijk heeft hij een witte baard die altijd in de war zit. Daarom hebben ze hem Kreukelbaard genoemd. En er is nog een reden waarom hij zo heet maar dat vertel ik je later. We gaan Kreukelbaard volgen op zijn dagelijkse wandelingen in de bossen en we luisteren naar wat hij te zeggen heeft, wat hij meemaakt en waarschijnlijk gaan we ook wel mee naar zijn huisje. Hij heeft gezegd dat hij precies weet waar en wanneer ik met hem mee wil, of over hem wil schrijven. Het is net of hij mij al beter kent dan ik hem. Voor vandaag ben ik bij hem uitgenodigd op de koffie om eens kennis te maken. Dus ik ben al vroeg onderweg naar het bos waar hij woont. Welk bos vraag je nu natuurlijk, maar dat kan elk bos zijn. Hij heeft me dan ook gezegd dat ik naar een bos moet gaan waar ík denk dat er kabouters zitten. Aan de rand van dat bos wacht hij me dan op en hij brengt me dan naar een plek waar hij wat werk te doen heeft of waar hij woont of waar iets gaat gebeuren. En dat hoeft dus niet precies dat bos te zijn waar ik nu naar toe ga. Spannend hoor, maar ja we zullen wel zien.

Dus hier sta ik dan aan de rand van een mooi bos waarvan ik weet dat het voor mijn gevoel spannende plekjes heeft met hele smalle paadjes waar je jezelf overal kunt verstoppen. Ik besluit een paar stappen op zo’n paadje te zetten en vraag me af of Kreukelbaard wel komt opdagen of dat hij wel weet naar welk bos ik ben gegaan. ”Ha,twijfelde je aan me?” hoor ik ineens achter me, en ja hoor daar staat hij, precies zoals ik je al beschreven heb, een blauw-wit geblokt jasje en rode broek. Zijn puntmuts een beetje scheef op zijn hoofd, een mooie witte baard, waar geen kreukel in te bekennen is en in zijn hand heeft hij een stok waar aan de bovenkant  één blaadje aan groeit. “Nou, ben je uitgekeken, nooit een kabouter gezien of zo, kom we gaan op weg” zegt hij. Hij draait zich om en loopt een paadje in. Ik ga hem achterna en besef dat ik terug loop naar de rand van het bos waar ik begonnen ben. Maar het lijkt wel of het nu veel langer duurt. Ik zie helemaal geen bosrand, het bos wordt alleen maar dichter en dichter, en stiller. Ik besluit om de stoute schoenen aan te trekken en Kreukelbaard te vragen hoe dat kan. Nog voor ik de vraag kon stellen zegt Kreukelbaard zonder dat hij stopt met lopen of om te kijken: ”Op het moment dat ik met jou contact maak zit je in mijn wereld en zijn de dingen veranderd. Ja, het is nog wel hetzelfde bos hoor, wees niet bang, maar normaal zie je maar een deel van dat bos, en nu zie je ook mijn deel erbij.” Ik denk meteen dat als er dus een andere kabouter zou zijn of een elfje die dit zelfde zou doen ik misschien nog wel veel meer dingen te zien zou krijgen. Terwijl ik achter Kreukelbaard aan loop begin ik inderdaad plekken te zien die ik me herinner.  Het paadje wordt langzamer breder en komt uit op een mooi zandpad waar Kreukelbaard naast me komt lopen. “Zo, welkom in mijn bos” zegt hij. “Eerst maar eens naar mijn huisje voor een kop koffie.” Kreukelbaard loopt naar een oude dode boom die vol zit met paddenstoelen, van die platte zwammen die als afdakjes op de stam zitten. De boom was halverwege afgebroken en helemaal kaal. Kreukelbaard stapte op de eerste zwam en toen de tweede en gebruikte de zwammen als een trap om de boom in te klimmen. Hij keek achterom en vroeg of ik nog kwam of niet. Maar….” zei ik, “ik ben toch veel te groot en te zwaar om op die zwammen te gaan staan, dan gaan ze stuk.” Kreukelbaard lachte en zei: ”Kijk nou eens naar jezelf, waarom denk je dat alles anders is in het bos wat je al lang kent.” Tot mijn verbazing zag ik dat ik tijdens het lopen kleiner was geworden, net zo klein of groot, als kabouter Kreukelbaard. Hoe kan dit, dacht ik en ik raakte een beetje bang. Hoe moet dat straks als ik weer naar huis moet? “Ach maak je niet druk, straks ben je weer jezelf, hoe wilde je anders met me mee in mijn huisje, nou kom op, klimmen” riep Kreukelbaard. Ik besloot maar te doen wat hij me vroeg en voorzichtig ging ik op de eerste paddenstoel staan. Dat ging goed, deze brak niet af, en al gauw was ik bij Kreukelbaard aangekomen die intussen voor een soort deurtje stond. We gingen naar binnen en aan de binnenkant van de stam liep weer een trapje naar beneden. Beneden zag ik een heel gezellige huiskamer. Kreukelbaard was al koffie aan het zetten, het rook heerlijk. Ik keek eens even rond in het huisje en zag al gauw dat het kabouterleven best wel lijkt op een mensenleven, alleen was alles dus kleiner. Ik keek uit het raampje en merkte dat we halverwege de boom waren want ik had een leuk uitzicht door het bos. Kreukelbaard kwam met de koffie, en vroeg me of ik het naar mijn zin had. Ik zei hem dat ik van de ene verbazing in de andere viel en het heel fijn vond dat ik hem mocht bezoeken. Kreukelbaard zat aan zijn koffie te nippen en zat duidelijk te genieten. “Ja” zei hij, ”het wordt tijd dat er eens iemand met mij mee loopt zodat men mijn verhaal kan horen, en daarom heb ik jou uitgekozen.” “Waarom mij dan?” vroeg ik. “Dat is heel gemakkelijk, omdat jij nog gelooft in kabouters, elfjes en andere wezens uit het bos, omdat jij nog kan genieten als je door het bos loopt en, misschien wel het belangrijkste, omdat jij eigenlijk ook heel stiekem wel eens zegt dat je nu wel eens een kabouter, elfje, heks of fee zou willen zien. Nou hier ben ik dan.” Ik wist niet wat ik moest zeggen, maar hij had wel gelijk. Vaak heb ik ervan gedroomd om in een sprookje te leven, samen met alle leuke en lieve wezentjes die daarin voorkomen. “Ja, en ook de wat minder lieve wezentjes hè, want die bestaan ook en die krijg je ook te zien als het zover is.” Oh oh waar ben ik aan begonnen. Het zal mij benieuwen wat dit voor een avontuur wordt. “En ik wil” zei Kreukelbaard, “dat je van elke tocht die we maken, van elk avontuur wat jij met mij meemaakt , een verhaal schrijft. Een verhaal voor de kinderen die nog in ons geloven, zodat ze het kunnen doorvertellen en er meer kinderen nieuwsgierig worden. En dat de grote mensen, de volwassenen, ook nieuwsgierig worden en het kind in henzelf de kans gaan geven om de verhalen te lezen, te vertellen of voor te lezen. Want het wordt tijd dat iedereen weer een beetje terug komt naar de mooie dingen van de natuur, van het bijzondere leven, van hoe het ook kan zijn.“ “Ok, dat is beloofd” zei ik en ik slurpte van de hete koffie nog niet wetende waar dit me allemaal zou brengen en wat me te wachten stond. De koffie smaakte wel anders merkte ik. Kreukelbaard moest mijn gezicht gezien hebben en zei: ”Dit is echte koffie, zonder chemische middelen maar zo van de natuur, gemaakt van eikeltjes, door elfjes. Eikeltjeskoffie. Daar krijg je energie van.”
Tijdens het koffiedrinken vertelde Kreukelbaard wat we allemaal konden gaan doen. Het was zijn idee dat ik zo vaak zou komen als mogelijk was en dat we wel zouden zien wat er allemaal zou gaan gebeuren. We gingen in ieder geval een keer naar de andere kabouters, naar de dieren van het bos om die te leren kennen. We gingen de bomen, de planten en de vruchten van het bos leren kennen en we gingen ook de aller-gewoonste dingen doen die kabouters allemaal doen. Kortom, ik zou een leven krijgen als een kabouter onder de kabouters. Meewerken, meefeesten, mee eten en drinken en zelfs ook blijven slapen in het bos. Ik werd heel enthousiast bij dit idee en vertelde Kreukelbaard dat ik het een hele eer vond om dit mee te mogen maken. Op dat moment stond hij op en vertelde me dat het tijd werd om terug te gaan. De volgende keer kon ik wel wat langer blijven maar voor de eerste keer was dit wel voldoende. ”Je hebt zo best al wat om op te gaan schrijven. Doe je best en denk vooral niet te veel na als je schrijft.” “OK” zei ik en ik liep hem achterna op weg naar buiten, via de trap, de paddenstoelen aan de boomstam en voor ik het wist stond ik weer aan de rand van het bos waar ik begonnen was. Ik keek naar mezelf bezorgd om mijn lengte, maar ik had gelukkig weer mijn eigen lengte terug. Ik wilde nog vragen wanneer ik hem weer zou zien maar Kreukelbaard was al weer weg. H
è verdikkeme dacht ik, nou weet ik niet wanneer en waar ik hem weer kan ontmoeten. Ik hoorde ineens in mijn hoofd een klein stemmetje zeggen: ”Dat merk je vanzelf wel. Hahahaha”.” Kreukelbaard is echt een grappig mannetje, met veel trucjes, maar ook wel een beetje een pestkoppie. “Hahahaha” hoorde ik weer in de verte in mijn hoofd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten