maandag 27 augustus 2018

De Kreukelbaardkronieken Hfdst 11: De Tovenaar



                                                11. De tovenaar


Het was donker en mistig in het bos. De mist hing laag boven de grond zodat je je eigen voeten bijna niet kon zien. Alsof je door een wolk liep waar je een beetje in wegzakte. En het was er stil, heel stil. Vreemd, want normaal was het op de een of andere manier in dit bos altijd een stuk lichter en droger, en hoorde je altijd wel een nachtdier zoals een uil die “oehoe” riep. Of je hoorde het knisperen van een takje als er een hert of een egel aan het rondsnuffelen waren om eten te zoeken. Maar nu niets van dat. Het was of alles in het bos zijn adem inhield. Maar waarvoor? En waar kwam die rare kou en mist toch vandaan? Het was niet normaal voor de tijd van het jaar. Gisteren nog, was het hier prettig. Overdag scheen de zon door de bomen en ’s-nachts zag je de maan schijnen, tussen de blaadjes en de dennennaalden door. En het was lekker om in je shirt door het bos te lopen. Maar nu…brrrrr, het was gewoon een beetje eng. En het werd ook steeds kouder en kouder, alsof het winter werd en de vorst al het land in kwam. Maar het was pas Augustus en vanmorgen was het nog heerlijk weer om naar het strand te gaan en om in het water te duiken. Maar nu hier in dit bos, nee het was hier echt niet fijn. Dus ik besloot terug te keren naar huis. En zodra ik het bos uitkwam werd het weer warmer, de zon scheen en het was weer lekker om buiten te zijn. Zoiets vreemds had ik nog nooit meegemaakt. “Winter in het bos en zomer aan zee” dacht ik nog.

De volgende dag werd ik vroeg wakker omdat het zonnetje al weer volop stond te schijnen aan de hemel. Toen ik me gewassen en aangekleed had, deed ik het raam open en meteen kwam er een vogel in de vensterbank zitten. Een mooie vogel met blauw-zwarte vleugels en een rode snavel. Ik kende deze vogel niet. Ik keek even naar de vogel maar deze bleef daar rustig zitten. Dus ik besloot om gewoon mijn ontbijtje te gaan eten. Terwijl ik in de keuken een boterhammetje aan het klaar maken was, zag ik ineens de vogel de keuken in trippelen. Op dat moment wist ik dat dit geen gewone vogel was. Die zou mij niet dwars door het huis achterna getrippeld zijn, vanaf de slaapkamer tot in de keuken. Terwijl ik mijn boterhammetjes at gooide ik een paar kruimeltjes op tafel. De vogel vloog op en zette zich neer op de tafel en at de kruimeltjes op. Hij keek me met zijn kleine ronde kraaloogjes doordringend aan. Daarna vloog hij door het keukenraam weer naar buiten. Ik keek hem na en zag hem in de richting van het bos wegvliegen. Meteen viel me op dat boven het bos een witte wolk hing terwijl er overal een blauwe lucht te zien was. Ook dat vond ik vreemd maar ik dacht er verder niet over na. Ik had een heerlijke dag, werkte lekker in mijn tuintje, en deed wat boodschapjes in het dorp. En daar hoorde ik ook al verhalen over het steeds kouder wordende bos. Een paar kinderen waren naar het bos gegaan maar waren verkleumd van de kou terug gekomen. Ik besloot na het avondeten  nog eens terug te gaan naar het bos om te kijken of het erger was geworden met de kilte.
Terwijl ik in mijn tuintje zat kwam de bijzondere vogel weer aangevlogen. Hij zat me een tijdje aan te kijken en vroeg ineens: “Ken jij Kreukelbaard?” Ik was niet eens meer verbaasd dat deze vogel kon praten, eigenlijk wist ik al dat er weer een nieuw avontuur zat aan te komen. “Ja, die ken ik heel goed” zei ik tegen de vogel. “Weet jij waar ik die kan vinden?” vroeg de vogel. “Ja dat denk ik wel, maar waarom wil je dat weten en wie ben je eigenlijk?” zei ik, terwijl ik achterover in mijn stoel ging zitten zodat ik de vogel beter kon zien. “Ik ben KRRR, het even-wezen van de grote tovenaar Misflits.” Ik zat verbaasd te kijken en begreep er niets van. “KRRR, een even-wezen?” zei ik verbaasd. “Wat is dat, een even-wezen?” “Elk persoon heeft een even-wezen in de vorm van een dier. Dat dier staat heel dicht bij die persoon om die persoon te helpen in het leven, om keuzes te maken, om te leren van de dingen die niet helemaal gaan zoals ze gaan moeten. Even-wezens zijn dieren die op de mensen lijken waar ze aan verbonden zijn. Ze begrijpen heel goed wat die mensen doen en waarom, en ze zullen altijd hun best doen om deze personen verder te helpen in hun ontwikkeling”, zei KRR. “Heb ik er dan ook een?” vroeg ik onmiddellijk. “Ja, maar ik zeg niet welk, want daar moet je zelf achter komen.” “OK, en waarom zoek je Kreukelbaard?”  “Ik heb hulp nodig voor mijn meester, de tovenaar Misflits. Misflits is een goede tovenaar met een warm en liefdevol hart. Maar jaren geleden maakte hij weer eens van zijn vele foutjes tijdens het toveren en verloor hij al zijn liefde. Liefde voor zichzelf, liefde voor de mensen, de natuur, de dieren, alles. Hij is kil en koud geworden en het gaat niet goed met hem. De kou die zich van hem meester maakte, maakt dat Misflits bijna bevroren door het leven gaat. En ik weet niet hoe ik die betovering ongedaan kan krijgen. En dat is wat ik aan Kreukelbaard wil vragen.” Tijdens dit verhaal begon het me langzaam duidelijk te worden wat er in het bos aan de hand kon zijn. Daarom vroeg ik aan KRRR waar Misflits was, en het antwoord klopte precies met wat ik al dacht: Misflits was gearriveerd in het bos. Ik vroeg aan KRRR of het daarom zo koud en kil in het bos was. “Precies! en het wordt elke dag erger” antwoordde KRRR. Ik besloot meteen op weg te  gaan naar Kreukelbaard en KRRR ging met me mee op een afstandje, in de lucht. Bij het kabouterdorp stond Kreukelbaard al te wachten. “Ik wist dat je zou komen, omdat er vreemde dingen gebeuren in het bos” zei Kreukelbaard. Hij keek naar KRRR en zei: ”Nooit gedacht dat ik nog eens met jullie kennis zou maken, ik heb veel over jullie gehoord. Vertel me wat er aan de hand is, want ik denk dat het met Misflits te maken heeft. Zorgt hij ervoor dat het in het bos zo koud wordt?” KRRR vertelde hem het hele verhaal. We besloten om Misflits meteen op te zoeken in het bos.
Bij het bos aangekomen leek het wel hartje winter. Overal lag ijs en de bomen waren wit van de rijp. “Dit is ongelooflijk” zei Kreukelbaard. “Het hoort een warme zomerdag te zijn. Maar het is hier compleet winter. Arme dieren, bloemen en bomen, dat verdienen ze niet. Kom laten we verder gaan. Maar eerst moet ik zorgen dat we hulp krijgen, want ik heb het gevoel dat we alle hulp kunnen gebruiken die er maar bestaat. Dit heb ik nog nooit meegemaakt.” Kreukelbaard haalde een eigenaardig soort fluitje uit zijn zak. Het leek op een takje maar was iets dikker. Hij zette het aan zijn mond en blies er op. Ik hoorde niets en keek vragend naar Kreukelbaard. “Dit is de noodfluit voor kabouters. Elk kaboutervolk heeft er een. Ze worden alleen gebruikt in uiterste noodzaak, en dat gebeurt niet vaak hoor. Jullie kunnen de fluit niet horen, maar de fluittoon gaat verder dan je ooit kan vermoeden. Vele volken, van kabouters tot elven, trollen en reuzen horen deze toon en weten dan dat er wat aan de hand is en dat er hulp nodig is.” “Hoe weten ze dan waar en wat voor hulp er nodig is?” vroeg ik gauw. “Door de manier van fluiten. Elk volk heeft zijn eigen fluitje met zijn eigen toon. Daaraan herkennen we elkaar. Het fluitje weet precies welke emotie bij deze situatie hoort, dat voelt hij aan diegene die blaast. Degene die de toon hoort zal goed moeten luisteren en die voelt dezelfde emotie. Dat wordt dan weer omgezet in beelden in hun hoofd. En zo weten ze precies wie welke hulp nodig heeft, en waar. Maar nu genoeg gepraat, aan het werk, het bos in en op zoek naar Misflits.”
We liepen het smalle laantje in naar het bos en we merkten meteen dat het er donkerder was dan tevoren. Kreukelbaard keek omhoog en zei: ”Zelfs de lantaarns zijn uit gegaan. We kunnen niet verder gaan voordat deze weer goed branden. Zonder het licht van deze lantaarns is Misflits verloren. Deze lantaarns verspreiden het licht van de liefde, de warmte in de wezens. Ik moet meteen actie nemen!” Kreukelbaard floot nogmaals op zijn fluitje en even later kwamen er kleine lichtende wezentjes aan zweven. Het bleken elfjes te zijn.  Hoewel het erg koud was bleken de elfjes hier geen last van te hebben. Na even met Kreukelbaard gepraat te hebben vlogen ze allemaal naar de lantaarns en zorgden ze ervoor dat de lantaarns weer gingen branden en bleven branden. Één voor één verspreidden de lantaarns hun geelgouden licht langs het koude donkere laantje. Ik zag toen we over het laantje verder liepen in elke lantaarn een elf zitten. En ze deden hard hun best om het licht brandende te houden. Zo liepen we verder en verder het bos in. Hoe verder we kwamen, hoe moeilijker het was voor de elfjes om het licht te laten branden. Uiteindelijk zagen we een open plek in het bos, een stukje verwijderd van het laantje. KRRR ging voorop, dan Kreukelbaard, toen ik en daarna nog een stel kabouters, feeën, en twee reusachtig grote mannen die tot mijn grote verbazing Neuzel en Treuzel heetten. Voorzichtig liepen we verder de open plek op naar een klein huisje. Alles was er donker. Kreukelbaard liep naar de deur en ging het huisje binnen. Binnen zat Misflits, op een stoel vlak voor de open haard die intussen ook uitgegaan was en waar ijspegels inmiddels aan de schoorsteenmantel hingen. Kreukelbaard riep Neuzel en Treuzel bij zich en vroeg hen om hout te gaan sprokkelen voor de open haard. KRR en Kreukelbaard gingen bij Misflits zitten en probeerden hem aan het praten te krijgen. Het enige wat Misflits voort kon brengen was een onduidelijk gemompel. Neuzel en Treuzel hadden al gauw wat hout gehaald en samen met de elfjes maakten ze een knapperend vuur in de open haard. Al snel verspreide zich een warme gloed door het hele huisje. Zodra het vuur groot genoeg was begonnen de feeën een lekkere soep van bospaddestoelen en diverse kruiden te maken die ze Misflits lepeltje voor lepeltje te eten gaven. Langzaam kwam er weer een beetje kleur op de wangen van Misflits. Hij keek in het rond en zag alle feeën, elven en kabouters aan het werk om het er weer gezellig en warm te maken. Hij zag Kreukelbaard en KRRR en glimlachte voorzichtig. “Aahh vrienden, wat geweldig om jullie te zien” zei hij zacht. “Ik ben blij dat jullie gekomen zijn om mijn oude koude hart weer een beetje te verwarmen. Het is deze keer goed mis gegaan he?” Misflits keek KRRR aan en aaide hem over zijn kop. “Je hebt me dus wéér niet in de steek gelaten, KRRR . Als ik jou toch niet had.” “Goed” zei Kreukelbaard, “vertel eens wat er is gebeurd.” En Misflits vertelde: ”Het begon al jaren geleden. Je weet dat ik van dieren hou, van mensen, van bloemen en bomen. En dat ik altijd het beste wil voor iedereen en alles. En als ik zie waar er niet goed met elkaar wordt omgegaan dan probeer ik er met mijn toverkunsten iets aan te verbeteren. In het begin ging dat heel goed maar steeds meer toverkunsten gaan nu fout en dat maakte me eerst kwaad en later verdrietig. Ik ging steeds meer mijn best doen, maar desondanks ging het steeds slechter met mijn toverkunsten. Ik werd steeds eenzamer en meer verbitterd. Alles verkilde in mij, en ik trok me terug in de eenzame wouden tussen de zwarte bergen. Daar zou ik nog eenmaal proberen om een elixer te brouwen, die mij zou helpen om de wereld te verbeteren, om meer harmonie in de wereld te krijgen, en om zo ook mijn oude inmiddels koude lijf weer te verwarmen. Maar het ging nog meer mis dan anders. Alle energie, al mijn liefde voor de wereld, de natuur, de levende wezens, trok uit mijn lijf in het elixer. Ik was op slag als versteend en wilde niets meer van het leven weten, niets had mijn interesse meer. En het werd kouder en kouder om me heen. De dieren verlieten mij en verdwenen naar andere oorden, ik zag niemand meer, en de zon zag ik nog nauwelijks. Het stukje land waar ik woonde werd kaal en bracht geen oogst meer voort.  Behalve KRRR was er niemand of niets meer in mijn buurt. En KRRR heeft mij overgehaald om hier naar toe te komen om hulp te vragen. Het heeft me twee jaar gekost om hier te arriveren. En nu mijn vrienden, als ik jullie nog vrienden mag noemen, wil ik jullie vragen om mij te helpen om de warmte en de liefde voor alles wat leeft en groeit weer opnieuw te vinden.” Het was lange tijd stil en iedereen staarde voor zich uit. Plotseling zei Kreukelbaard: ”Tja dat wordt moeilijk, want dat is iets wat wij eigenlijk niet mogen. En dat is ook precies waarom het zo vaak fout ging met jouw toverkunsten. Je kan en mag geen toverkunst gebruiken om de levende wezens van elkaar te laten houden, of met elkaar in harmonie te laten leven. Dat is iets wat je aan iedereen zelf moet overlaten. Dat is hun keuze en die mag jij niet voor hen maken. Je mag alleen het voorbeeld zijn. En jij hebt daar zoveel energie in gestoken dat je steeds kwader werd toen het ging mislukken. En doordat je steeds teleurgesteld werd, ging je nog meer fouten maken. En zo ging het dus steeds slechter met je.” “Maar wat moet ik dan nu?” vroeg Misflits. “Ik weet het niet, en dat is echt voor het eerst” bekende Kreukelbaard. Op dat moment kwam er een prachtige gedaante binnen. Ze had golvend kastanjebruin haar en ze had een prachtige blauwe jurk aan. Om haar heen scheen een gouden gloed te hangen. Alle elven en feeën in de kamer maakten een buiging. Het moest wel een koningin zijn. Ze kwam glimlachend op Misflits af en Misflits zat haar met tranen in zijn ogen aan te kijken. “Elronde, dat ik jou nog eens mag zien, wat een eer en wat een verrassing. Mijn hart klopt nog steeds voor je.” Elronde knielde neer bij de voeten van Misflits en zei: “Lieve Magistra, want zo heet je echt, eens was je een groot magiër die alleen het goede voor had met deze wereld. Je hielp waar je maar helpen kon om de wereld tot een paradijs te maken. Wij ontmoetten elkaar en werden verliefd. Helaas moesten we elk ons eigen weg gaan, maar jouw liefde voor mij heeft mij  nooit verlaten. Deze liefde kan ik je nu weer opnieuw laten voelen, omdat het nog steeds een deel van jou is, door wie jij was en wie je nu bent. En daarom kan dat deel van jou weer tot bloei komen. Maar ik kan niet alles voor je doen. Er is één deel, wat je zelf zal moeten doen. Maar onze gedeelde liefde voor alles zal je misschien weer voldoende energie geven om op zoek te gaan naar wat je bent verloren. ”Elronde pakte de handen van Magistra.  Op dat moment stroomde er gouden licht door de handen van Elronde. Via de handen van Magistra bereikte deze warme gloed het hart van Magistra. Magistra zuchtte diep en dankte Elronde vanuit het diepste van zijn hart. “Lieve Elronde, wat een geschenk, ik voel dat de warmte van jouw liefde een deel van mijn lichaam weer heeft laten ontdooien. Ik voel mijn hart weer kloppen en ik weet dat ik weer Magistra kan worden. Het is alleen alsof ik nog iets mis.” Het werd weer stil in de kamer. Het viel me op dat het er een stuk warmer was, hoewel het vuur veel kleiner was geworden. Niemand bewoog en ik hoorde iedereen piekeren wat het toch kon zijn wat Magistra nog miste. Elronde keek Magistra met een glimlach aan en ging toen tussen Neuzel en Treuzel in staan. Ze keek hen aan en zei: “Vooruit, zeg het maar wat jullie al de hele tijd denken, niet aan jezelf twijfelen.” Neuzel en Treuzel begonnen wat te draaien en zeiden toen ik koor: “Nou, eh, we dachten zo, dat het misschien wel een goed idee zou zijn om eens te kijken naar, eh we bedoelen eigenlijk, om eh, er is iets wat vergeten wordt enne dat zou wel eens belangrijk kunnen zijn dus misschien dat iemand….” “Ooooh kom op, voor de dag ermee, niet zo tutten, elke keer als jullie iets zeggen is het heel belangrijk, en zo is het altijd al geweest, dus voor de dag ermee” riep Kreukelbaard. Aangemoedigd door de elven, feeën en Elronde, die nog tussen hen in stond, riepen ze ineens allebei: “Het elixer, hij  moet zijn eigen elixer drinken want daar zit zijn eigen passie en liefde voor de wereld en zichzelf in.” Met rode hoofden keken ze in het rond. Iedereen was stil en Elronde lachte. “Natuurlijk, natuurlijk, dat ik daar niet aan gedacht heb” zei Kreukelbaard. Waar is dat flesje met elixer.” “Thuis in de eenzame wouden tussen de zwarte bergen” kraste KRRR.
 Elronde pakte een fluit, die veel op die van Kreukelbaard leek, alleen was deze veel slanker. Ze blies er op en luisterde. “Er wordt voor gezorgd” zei ze met nog steeds diezelfde betoverende glimlach op haar gezicht. “Kan er even iemand naar de rand van het bos gaan, want het wordt zo bezorgd”. Verbaasd keek ik hoe Treuzel en Reuzel opveerden en de deur uit stormden. Tien minuten later kwamen ze hijgend weer terug. Neuzel had in zijn grote handen een mooi flesje met een helder vocht. Treuzel riep dat er boven het bos een Snelheks vloog. Die had verteld dat er een aantal Snelheksen voor hadden gezorgd dat het flesje onmiddellijk opgehaald en verzonden werd. De laatste heks had het bos bijna voorbij gevlogen, zo hard ging ze. Maar omdat Neuzel en Treuzel ineens het bos uitkwamen stormen, zag ze dat ze er al was. En het bos was ook al aan het veranderen. Ze hadden gezien dat het ijs aan het verdwijnen was en het was ook lichter geworden in het bos. Het was nog wel koud en mistig. Kreukelbaard keek Elronde aan en zei: “Het lijkt er op dat jouw aanwezigheid en woorden al een heleboel in beweging hebben gezet. Nu het laatste stukje nog. Magistra, hier is je flesje. Als het klopt wat je zei, dan kun je nu jouw liefde en warmte terugvinden, de warmte en liefde voor alle wezens, alles wat jou verlaten heeft tijdens je toverkunsten als Misflits.” Magistra keek Kreukelbaard aan en vroeg: “Zal ik dan weer voor altijd de Magistra zijn die ik vroeger was?” “Dat ligt eraan” zei Elronde. “Dat ligt aan hoe jij vanaf nu je werk gaat doen.” Magistra antwoordde, dat hij nu voortaan een voorbeeld zou zijn voor de wereld waarin hij leefde. Iedereen mocht eigen keuzes maken over wat hij of zij wilde doen, en hij zou niemand of niets meer met toverformules en drankjes proberen te veranderen in een goed en liefdevol iemand. Ze moesten zelf maar ervaren hoe dat was. En als iemand hulp vroeg bij die keuze dan konden ze bij hem komen logeren om te zien en te voelen hoe het was om in harmonie en met vreugde in een liefdevolle omgeving te leven. Met die woorden zette hij het flesje aan zijn mond en dronk het helemaal leeg. Net toen we dachten dat er niets gebeurde, kreeg Magistra weer kleur op zijn wangen. Zijn kleren kregen een mooie donkerblauwe kleur en op zijn toverhoed begonnen de sterren weer te twinkelen. Magistra stond op en liep naar Elronde en omhelsde haar. “Lieve Elronde, ik heb altijd groot respect voor je gehad, ik heb altijd van je gehouden en zal dat altijd blijven doen. Als je in de buurt bent, staat mijn deur altijd voor je open. Je bent van harte welkom. Dank je wel voor wat je voor mij gedaan hebt”. Op dat moment begon KRRR te kuchen en viel achterover van de stoel. Toen hij weer opkrabbelde was iedereen getuige hoe KRRR van een zwarte kraai, in een veelkleurige papegaai veranderde. “Zo, dat voelt ook weer een stuk beter” kwetterde hij. Iedereen begon te lachen.

Elronde deed de deur van het huisje open en zonnestralen verlichtten het kamertje. We liepen allemaal naar buiten en zagen de winterse kou weer uit het bos trekken. Het leven keerde terug, de bloemen begonnen weer te bloeien, de bomen werden weer groen, de dennen begonnen weer te geuren en langzaamaan hoorden we ook weer dierengeluiden in het bos. Magistra keek dankbaar om zich heen en liet iedere aanwezige weten hoe blij hij was met zulke vrienden. Magistra besloot om nog een tijdje in het bos te blijven en te genieten van al zijn vrienden en de prachtige natuur, om daarna weer terug te keren naar het eenzame woud tussen de zwarte bergen. Hij wilde dat het daar ook weer werd zoals vroeger. Hij zou het ons beslist laten weten en we spraken dan ook af dat hij zijn avonturen regelmatig aan ons zou komen vertellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten