zaterdag 15 december 2018

Kreukelbaardkronieken hfdst20: Gedonder in het bos




                                        20. Gedonder in het bos

Het was donker in het bos en de donder rolde luid tussen de bomen door. Verder was het er doodstil. Geen gekraak van takjes, geen geritsel van de blaadjes in de wind, niets, alleen de donder voorafgegaan door felle flitsen van de bliksems, die het bos in een spookachtig licht zetten. Normaal gezien zou dit bos moeten gonzen van de activiteit van allerlei dieren, maar het leek wel of alles gevlucht was. Alles? Nee, niet alles, want verderop brandde er een klein lichtje. Ik besloot er op af te gaan om te kijken wat dat lichtje was. Misschien kwam ik te weten wat er aan de hand was, waarom het zo stil was in het bos. Plots lichtte het bos weer op in een felle flits en schudde de grond van de harde donderslag. Ik schrok, maar niet van de donder of de lichtflits. Ik dacht dat ik iets zag bewegen in het licht van de bliksem. Of was het een tak van de boom, die een rare schaduw wierp over de grond. Voorzichtig liep ik door naar het enige lichtje in de verte. Ik begreep er niets van. Wat was hier aan de hand? Ik realiseerde me ineens, dat ik allang op de plek aangekomen was, waar ik de kabouters van het bos regelmatig had ontmoet. Ik liep de open plek op en zag tot mijn verbazing niemand meer! Geen kabouters, geen elfjes, geen feeën.  Weer kraakte de donder en ik keek omhoog naar de lucht. Vreemd, wel onweer maar geen regen.  Ik keek in het rond om het lichtje weer te vinden. Langzaam liep ik verder naar het gele vlekkerige licht dat wel leek te dansen in het donker. Weer werd het bos opgelicht door een felle lange bliksemstraal van helder blauw licht. Ik keek net naar de boomtoppen en dacht toch echt dat ik iets groots zag vliegen. Zwart als een schaduw en fladderend als een vogel, maar dan wel een hele grote vogel.  Opeens zag ik het lichtje weer, maar nu bewoog het echt. Het kwam hard op me af, al slingerend en met kleine sprongetjes. En voor dat ik het wist, of kon reageren, vloog het lichtje tegen mijn benen op en hoorde ik een harde “Oef”.  De klap was zo hard, dat ik viel en niet meteen zag wat er gebeurde. Ik zag het lichtje door de lucht vliegen en een paar meter verderop op de grond terechtkomen, waar het bleef liggen. Ik stond gauw op en liep er naar toe. Het was een klein lantaarntje met een kaarsje erin. Ik was verbaasd dat het kaarsje nog brandde na die klap en die duikvlucht. “Ahum” hoorde ik ineens achter me. Ik schrok zo hard dat ik het lantaarntje liet vallen waardoor het kaarsje deze keer wel uit ging. Meteen was het weer pikkedonker. Er kraakte een bliksemschicht door het bos en ik zag in een flits een zwarte gedaante langs me heen schieten. De donder bleef weg. In het pikkedonker probeerde ik de gedaante weer te vinden, maar ik zag niets meer na die felle bliksemschicht. Ik probeerde te luisteren of er ergens een takje zou kraken. Ineens hoorde ik een geluid, alsof er iemand met zijn vingers knipte. En plots zag ik weer het vlammetje in het lantaarntje. En dat lantaarntje werd vastgehouden door een klein mannetje, die ik nog nooit gezien had. Hij had korte kromme beentjes, en was helemaal in het zwart gekleed. Aan zijn voeten had hij zwarte laarsjes die tot aan zijn knieën reikten. In zijn ene hand had hij het lantaarntje en in de andere een staf. Een zwarte puntmuts stond op zijn hoofd. Zwart haar krulde onder de puntmuts vandaan. Hij had kleine ronde zwarte oogjes en een dikke ronde neus. Hij keek me kwaad aan en zei stampvoetend: ”Wat moet jij nou weer hier? Weet je niet dat je hier niet mag zijn? Vooruit, geef antwoord!” “Nou uh, ik kom hier wel vaker, en dan ga ik bij mijn vriendjes op bezoek” zei ik. “Je vriendjes, je vriendjes, die kabouters zeker, die hier wonen. Nou, zie je ze ergens? Nee hè, weg zijn ze, zoals het hoort. Maar jij zit hier nog, aaahhhhh, hoe moet ik dat nu weer oplossen. Op dit moment, een mens in het bos!” “Hoe bedoel je oplossen?” vroeg ik. “Nou, jij hoort hier nu niet te zijn, op dit moment. Dat kan gewoon niet, iedereen weet dat” zei het mannetje. “Wat weet iedereen dan wat ik niet weet?”  “Ooooh, alle mensen nog aan toe zeg, het is morgen toveneks festival.” “Toveneks?, wat is dat dan en waarom doe jij zo naar tegen me, en wie ben je eigenlijk?”  riep ik terug tegen het kleine lelijke mannetje. “Ik ben Grollebol en ben de wachter van Toveneks. Het is duidelijk dat jij niets af weet van wat er allemaal plaatsvindt de komende uren. En het is me ook duidelijk dat ik een probleem heb omdat jij hier niet hoort te zijn, hier niet mag zijn. Daarom zal ik je uitleggen wat er gaat gebeuren en waarom je hier niet mag zijn. Ik moet zorgen dat dit deel van het woud verlaten is en moet controleren dat het ook verlaten blijft. Op Toveneks mogen geen andere bewoners aanwezig zijn dan de genodigden. Alle bosbewoners weten dat en ze weten donders goed dat het anders wel eens mis kan gaan. Toveneks is de jaarlijkse bijeenkomst van Tovenaars en Heksen, die elkaar de laatste kunsten laten zien die ze geleerd hebben. Er wordt veel getoverd, veel drankjes gebrouwen en uiteraard gaat er wel eens wat mis. Want iedereen wil die kunsten van elkaar leren en dat is heel niet makkelijk. Dat is precies wat de bosbewoners al lang weten en daarom zijn ze tijdelijk naar een ander deel van het bos gegaan, een dag hier vandaan. En vannacht en morgen zorg ik ervoor dat hier niemand meer komt door met mijn donderbollen te gooien. Maar nu zit ik met jou hier opgescheept en weet ik niet hoe ik dat nu weer moet oplossen.” Ik begon langzaam te begrijpen wat er hier zou gaan gebeuren en ik werd behoorlijk zenuwachtig, maar ook nieuwsgierig. Ik vroeg Grollebol om hem te helpen, zodat ik meteen eens zo’n Toveneks kon meemaken. “Wát” riep Grollebol toen ik het voorstelde, “ben je helemaal gek geworden, dat is levensgevaarlijk! Als ze merken dat ik het bos niet goed gecontroleerd heb, dan toveren ze me misschien wel in een knoestige boomstronk.”  Grollebol begon boos op me te worden en dreigde met zijn staf, waar ik al een paar donderbollen uit had zien komen. Elke keer als hij met zijn staf zwaaide kwam er een lichtflits als een bliksem uit de punt van de staf, waarna een vlammende bol door de lucht vloog en al donderend uit elkaar spatte. Maar omdat ik nu zo nieuwsgierig was geworden ging ik helemaal rechtop staan, waardoor Grollebol niet groter bleek als een flinke kruk. Zijn puntmuts kwam net tot aan mijn navel. Dus ik liep op hem toe en pakte hem bij zijn kraag en zei: “Nu even ophouden Grollebol, ik wil hier graag bij zijn om van te leren, net zoals ik van kabouter Kreukelbaard geleerd heb hoe de kabouters leven en wat ze allemaal voor goede dingen doen. Dus verzin maar iets, zó dat ik kan blijven, anders hang ik je in die boom daar.” Ik schrok van mijn eigen woorden en dacht dat Grollebol heel boos zou worden en me met zijn donderbollen het bos uit zou jagen. Maar tot mijn grote verbazing begon hij langzaam te lachen, steeds harder en harder. “Oh jij bent dus die mensenmens die kabouter Kreukelbaard kent. Zeg dat dan meteen. We hebben van je gehoord via de kabouters, elfjes en dieren in het bos. Ik dacht alleen dat je er lelijker uit zou zien ha ha ha. Nou zet me eens neer, dan kunnen we eens zien wat we voor je kunnen doen.” Ik zette Grollebol weer op de grond en meteen zwaaide hij met een grijns op zijn gezicht zijn staf heen en weer en ik zag een lichtbol recht op me af komen. Ik dook weg maar was te laat en de bol raakte me. Tot mijn verassing voelde ik niets maar toen mijn ogen weer aan het weinige licht van het lantaarntje gewend waren, bleek ik net zo groot te zijn als Grollebol. “Zo” zei hij, “nu zijn de rollen even omgedraaid, ik houd er niet van om opgepakt te worden door een mensenmens. Luister goed, als jij wilt meemaken wat Toveneks is, dan vind ik het goed. Kreukelbaard heeft jou immers ook geaccepteerd. Maar hoe de heksen en tovenaars op je reageren dat weet ik niet. Daarom moet jij jezelf verstoppen, want de heksen en tovenaars willen niet dat ze bespied worden. Ik zal je dus in een andere gedaante moeten veranderen, zodat je niet opvalt. Ik zal je in een struik veranderen aan het rand van het veld, waar ze allemaal bij elkaar komen om hun kunsten te laten zien.” En voordat ik het wist vloog er weer een bol uit de staf en die zorgde er voor, dat ik in een struik veranderde. Mijn benen waren de wortels en mijn armen waren takken geworden. Mijn hoofd was een bos bladeren geworden en twee rode vruchten deden dienst als mijn ogen. Grollebol rolde over de grond van het lachen. Ik vond het helemaal niet leuk en wilde net driftig gaan protesteren, toen we een hoog gefluit hoorden. “SSST” zei Grollebol, “daar komt de eerste al aan, die komt de boel verkennen.” Grollebol richtte zijn staf op de hemel en een witte straal licht schoot omhoog gevolgd door een harde knal. Plotseling werd het gefluit harder en hoger. Ik zag een bezemsteel met een heks erop steeds harder en harder naar beneden suizen. Net op het moment, dat ik dacht dat ze te pletter zou vallen, bleef ze een halve meter boven de grond zweven en riep ze Grollebol zijn naam. Grollebol liep naar haar toe en ik hoorde de heks hard lachen. Ze stapte af en liep in het rond over de open plek. Ze kwam steeds dichterbij en ik zag Grollebol bezorgd met zijn vinger op zijn lippen, naar me kijken. Ik hield me zo stil mogelijk en durfde bijna niet te ademen. De heks bleef vlak bij me stil staan en snoof met haar neus de lucht op. “Ik ruik een mens” riep ze.
 “Grollebóooool…kom hier. Heb jij je werk wel goed gedaan? Volgens mij is hier een mens aanwezig.” Grollebol werd heel zenuwachtig en begon aan zijn neus te pulken. “Ik, eh, ik heb alles heel goed gecontroleerd en ik zou niet weten of…….” Verder kwam Grollebol niet want de heks liep recht op me af en keek me recht aan. “Hmmmm” riep de heks, “wat een lekkere vruchten heeft deze struik. Ik denk dat ik die maar eens pluk en er een toverdrankje van maak.” “Nee!” riep Grollebol, “dat zijn z’n ogen, niet doen!” De heks bukte zich en klapte ineens twee keer in haar handen. Meteen was ik geen struik meer maar was ik weer mezelf. “Zo, welkom in het bos. Ik hoop dat ik je niet heb laten schrikken” zei de heks. Ik probeerde iets te zeggen, maar ik trilde nog teveel van de schrik. Plotseling draaide ze zich om naar Grollebol en riep: “En jij Grollebol, denk nooit meer dat je mij, of een andere heks voor de gek kunt houden, want we hebben alles door, begrepen?”. “Ja ja jawel mevrouw”, zei Grollebol. De heks draaide zich weer om naar mij en zei: “Ik ben Merlina, en ik kom hier om het Toveneks te organiseren en jij mag me daarbij helpen.” “Ik?”  “Ja jij, ik ben door Kreukelbaard geïnformeerd, dat jij hier zou zijn, om wat van de wereld te leren die jullie “sprookjeswereld” noemen. En we hebben dus afgesproken, dat jij bij zeer hoge uitzondering, ons feest mag bijwonen en mij mag helpen. Maar dat kan alleen als je precies doet wat ik zeg, anders kunnen we je hier niet bij hebben, begrepen?” “Ja mevrouw. Maar hoe wist Kreukelbaard dat ik hier zou zijn? Ik wist dat zelf nog niet eens, toen ik vanmorgen opstond.” “Tja dat is iets wat we hier in onze wereld al honderden jaren kunnen en jullie mensen, nu nog maar net aan het leren zijn. En Kreukelbaard en ik zijn goede vrienden van elkaar. We hebben veel van elkaar geleerd. En nu…aan het werk, want mijn vriendinnen zijn al onderweg en we willen klaar zijn, als de heksen en de tovenaars arriveren.”

Merlina liep naar het midden van de open plek, zwaaide met haar toverstok in het rond. Langs de hele rand van de open plek stonden ineens mooie grote lantarens met grote kaarsen erin. Grollebol liep langs elke lantaren en knipte met zijn vingers. Elke keer als hij dat deed, ging er een kaars spontaan branden. De hele open plek werd op deze manier sprookjesachtig verlicht. In een hoekje had Merlina intussen een groot vuur gemaakt, waar een ketel boven hing. Ze vroeg aan mij, om water uit de rivier verderop te halen en dat in de ketel te doen. Toen ik dat deed, hoorde ik haar zingend verder gaan met haar werk. Ik was verbaasd hoe aardig ze eigenlijk was. Toen ik met het water terug was op de open plek, zag ik dat er al meerdere heksen waren gearriveerd. Maar ze leken helemaal niet op heksen. Dat was vreemd! Ik had altijd gelezen dat heksen lelijke oude vrouwtjes waren, die boos en chagrijnig deden, een pukkel op hun neus hadden en maar twee oude rotte tanden in hun mond. ”Whoehoehoehoe” hoorde ik ineens vlak achter me. Ik schrok me een hoedje en toen ik me omdraaide stond er dus ineens zo’n lelijke oude heks met een pukkel op haar neus voor me. “Ja, ja, pas jij maar op met die gedachten van je, mensenmens, want wij kunnen ze allemaal horen.” “Oh, ja, eh.. sorry, maar ik had niet gedacht, nou ja, ik dacht eigenlijk dat eeehhh…” “Ja we weten dat jij dacht dat we allemaal zo zouden zijn hè?, Lelijk, met pukkels en zo, oud en krom. Maar dat is wat jullie ervan hebben gemaakt. En zoals jullie denken dat we zijn, zo zien we er ook uit. Jullie zien dát, wat je verwacht. En daarom zie je mij nu ook zo.” Ineens herkende ik haar stem, het was Merlina, die ineens in een oude lelijke vrouw was veranderd. Terwijl ik naar haar keek en mijn gedachte over lelijke oude kromme heksen losliet, begon Merlina weer te veranderen, en ineens, voordat ik het wist, stond er een mooie jonge vrouw voor mijn neus. “Tja, zo kan het ook” zei Merlina. “En dan noemen jullie ons ineens een fee. Dit is je eerste les van vanavond. Je ziet wat je denkt te zien, maar let op, als je je gedachten los kunt laten, zie je dat we allemaal eender zijn en dat je alleen door jouw eigen gedachten maar één kant van ons kunt zien. Maar we hebben heel veel kanten, mooi, lelijk, kleurrijk of zonder kleur. Het is wat jij wilt. De mogelijkheden zijn eindeloos.” En plots stond daar weer een lachende Merlina, zoals ik haar ontmoet had. “En kijk daar, naar mijn vriendinnen, of zusters zoals wij elkaar noemen, zij vinden het geweldig, om voor elke gelegenheid een andere gedaante aan te nemen, net zoals jullie jezelf verkleden voor een feest.” Merlina liep weg om haar zusters te helpen.
Ik hielp waar ik kon en al gauw kwamen de eerste tovenaars aan. Sommigen te voet, anderen verschenen zomaar ineens op een onverwachte plek, waardoor je plotsklaps een tovenaar op een boomtak zag zitten Eentje belandde heel dicht bij het vuur en hij moest zijn mantel afkloppen om de vonken te doven. Anderen kwamen gewoon zoals ik een beetje verwacht had, op een paard. Gek eigenlijk dat ik dát verwacht had. Al gauw was het een drukte van belang en zag ik overal heksen in allerlei gedaantes en tovenaars in de mooiste mantels. Ze hadden mooie toverstaven, groot en klein. Velen hadden een baard, of een klein sikje, en allemaal waren ze heel hartelijk. Ze lachten en groeten me, als ze voorbij liepen. Bij de een rook ik een boslucht, bij de ander een aroma van kruiden. Veel heksen waren iets aan het brouwen op kleine zelf gemaakte vuurtjes en de tovenaars toverden met veel plezier hun nieuwste creaties. Soms ging er iets fout en ontplofte er een ketel van een heks, of kreeg er iemand groene stippen op zijn gezicht als het brouwseltje niet helemaal goed was gelukt. Maar meestal, zag ik de meest mooie kleurfonteinen uit de toverstaven komen. Toen ik Merlina zag, vroeg ik haar, wat de heksen en tovenaars nu precies deden. “Wij komen een keer per jaar bij elkaar om te laten zien wat we het afgelopen jaar hebben geleerd en om elkaar te vertellen, wat we gehoord of gezien hebben. We stellen vragen aan elkaar over het werk wat we doen. En dat kan dus van alles zijn, nieuwe drankjes laten zien en uitproberen, nieuwe grappen en grollen die we gezien hebben, of een nieuwe methode om het bos en de dieren te helpen in hun bestaan.” “Maar zijn jullie dan geen boze heksen of tovenaars?” vroeg ik. “Welnee, die bestaan alleen in verhalen en als men dat wil, maar van onszelf uit, zijn we allemaal goedaardig en willen we alleen maar goed doen voor de dieren en de planten, de bomen, het water en soms ook voor de mensen… tenminste...als ze het willen en niet bang voor ons worden en ons weg jagen. Want dan kunnen wij ook heel vervelend of griezelig worden hoor, dat heb je wel gezien. Maar als jullie aan alleen maar mooie, leuke, lieve dingen denken en proberen van elkaar te houden, dan worden wij feeën, koninginnen, prinsen en alle schattige zaken, die jullie ook in de sprookjes lezen.” Terwijl we stonden te praten, vloog er een gillende tovenaar voorbij op een bezemsteel van een heks. “Kijk dat is Merlijn, mijn grootste vriend. Hij vroeg me, of hij mijn bezemsteel eens mocht proberen. Daar is hij dus duidelijk mee bezig, maar ik heb niet de indruk dat hij er al goed mee kan vliegen ha ha. Merlijn en ik werken veel samen en we leren veel van elkaar. Kom, dan lopen we eens rond.”

Ik zag de meest exotische heksen en tovenaars. De een las in een mooi prachtig boek, waarvan de kaft helemaal bezaaid was met goudkleurige sterren. Een ander oefende toverspreuken. Een volgend groepje maakten toverstaven, en er was een groepje heksen, die in een cirkel aan het dansen waren. Overal waar hun voeten de grond raakten, kwamen prachtige paddenstoelen uit de grond. Ik keek mijn ogen uit. Ik zag kampvuurtjes met groene en paarse vlammen, waar gouden en zilveren bolletjes uitsprongen, die over de grond rolden en aan de voeten van diverse tovenaars uit elkaar ploften. Daardoor werden er heel wat verschrikte sprongetjes gemaakt. Ik zag heksen van blauwe koek eten waardoor ze vanzelf hele mooie bellen konden blazen met hun mond. En als je dan in zo’n bel keek, zag je jezelf, toen je nog klein was. Plotseling kwam er een varkentje voorbij rennen. Het varkentje had een punthoed op en een donkerblauwe mantel om. Hij rende zo hard hij kon. “Oh kijk” riep ik, “een varkentje gaat er vandoor met de spullen van een tovenaar.” Ik zag in mijn ooghoek een snelle beweging van een toverstaf, hoorde een moeilijke spreuk en zag hoe het varkentje werd getroffen door een lichtstraal. Kaboem. Het varkentje verdween in een wolk van stof en licht. Toen de stof was opgetrokken stond daar een tovenaar. “Zo phoe dat was net op tijd. Dank je wel Merlina.” “Weer eens iets te enthousiast geweest, Petino?” vroeg Merlina. “Ach ja mijn beste Merlina, ik had een drankje gemaakt om het snurken tegen te gaan, maar het werkt een beetje de verkeerde kant op, toch maar iets minder Mierikswortel gebruiken. Nogmaals dank Merlina.”  En de tovenaar liep terug naar zijn groepje, waar ze allemaal hard moesten lachen. “Die heksen en tovenaars kunnen zich wel in van alles veranderen hè. Ook al willen ze het niet altijd” zei ik tegen Merlina. “Ja dat klopt en dat is precies waarom we niemand in het bos willen hebben als we zo bijeenkomen.” “Oh ja, ik begrijp het. Ze willen niet dat iemand ziet dat er wel eens wat mis gaat ha ha.” “Nee nee mensenmens, dat is het niet. Daar zijn we niet bang voor. Iedereen maakt tijdens het leren en oefenen wel fouten. Dat is niet erg, dat mag iedereen gerust zien. Maar als er andere dieren bij zijn, of andere wezens, dan weten we nooit wie er per ongeluk veranderd is, en wie we terug moeten toveren. We hebben het een keer in het begin gehad, dat er een heks in een konijn veranderde. Een tovenaar die het konijn zag, wilde haar terug toveren, maar hij had per ongeluk een echt konijn gezien. Hij deed de omdraaispreuk maar het echte konijn veranderde in een hoge hoed. Vlug veranderde hij de hoge hoed weer in een konijn, maar nu wist hij niet meer zo gauw wie de heks en wie het konijn was. En dat was wel even paniek. We hadden het geluk, dat er een konijn rond liep met een stukje staart wat helemaal knalrood was, zodat we haar meteen herkenden. De heks, Roodbos, had namelijk heel erg rood haar. Dat was net op het nippertje goed gegaan. Je moet er toch niet aan denken dat ze verder het bos in gerend was. Dan hadden we haar nu moeten missen. Kijk daar staat ze, bij die boom.” Ik zag een kleine heks experimenteren met een nieuwe bezemsteel. Als ze liep, dan huppelde ze….als een konijn. Ik lachte en Merlina zei: “Tja dat is het enige wat ze er aan over heeft gehouden.” “En dat echte konijn?” vroeg ik. “Oh ja, dat is nu het konijn dat goede zaken doet in jullie wereld.” Ik keek haar niet begrijpend aan. “Ja, die werkt nu voor alle goochelaars in jullie wereld en is beroemd geworden door steeds uit een hoed te verschijnen.”  Gillend van het lachen liep Merlina weg, en ik wist niet of ik haar moest geloven of niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten