19. De Kronieken.
Deze ochtend werd ik wakker
met een vreemd gevoel in mijn buik. Ik wist meteen dat er wat te gebeuren
stond. Omdat het nog vroeg en donker was, besloot ik me nog een keer om te
draaien en verder te slapen.
Een paar kilometer verderop
in het grote bos was een boze kabouter Kreukelbaard in alle vroegte bezig om
zijn knapzak te pakken om het bos voorlopig te verlaten. Dit bos, waar hij samen
met de andere kabouters zoveel werk had verricht, wilde hij de rug toe keren.
Hij had het letterlijk gehad. Hij wilde zo vroeg mogelijk weg om maar niets te
hoeven uitleggen aan de andere kabouters. Alles was nog in diepe rust.
Bij het krieken van de dag ontwaakten
overal kabouters in het grote bos. Alle kabouters waren al snel weer druk in de
weer met hun dagelijkse klusjes. Elk seizoen brengt weer nieuwe werkzaamheden
met zich mee, en dus ook vandaag was er weer veel te doen. Er werd gewerkt in
het bos, op de hei, langs de bosrand en zelfs in de tuintjes van het dorpje vlakbij.
Tegen het middaguur kwamen de meeste kabouters weer terug om hun middagdutje te
gaan doen. Veel van de kabouters werkten namelijk ook ’s-nachts. De rust keerde
weer, totdat een van de kabouters naar het huisje van Kreukelbaard liep. Hij
klopte netjes op de deur maar er kwam geen antwoord. Zelfs niet bij een tweede
keer kloppen. Dat was heel ongewoon voor Kreukelbaard, want hij reageerde
altijd meteen. De kabouter keek even door het raampje maar zag binnen niets
bewegen. Hij besloot nog een keer te kloppen. Met zijn vuist sloeg hij nu wat
harder op het deurtje. Door de kracht van het bonzen draaide de deur langzaam
open, maar er was geen Kreukelbaard te zien. De kabouter besloot voorzichtig
naar binnen te lopen en riep zachtjes Kreukelbaard ‘s naam. Er kwam geen
reactie. Daarop liep hij verder, maar waar hij ook zocht, nergens was er een
spoor van Kreukelbaard te vinden. “Hé wat doe jij daar“ werd er ineens achter hem
gebulderd. De kabouter sprong van schrik een halve meter in de lucht, stootte
zijn hoofd tegen een balk en begon stotterend uit te leggen, dat hij Kreukelbaard
om een antwoord wilde vragen op een lastige vraag, maar dat Kreukelbaard
nergens te zien was. De oudere kabouter keek eens in het rond en zei dat hij
dacht, dat Kreukelbaard wel zo terug zou komen. “Laten we maar even voor de
deur wachten”. Maar Kreukelbaard kwam niet opdagen. De beide kabouters werden
nu toch wel wat ongerust en besloten om de andere kabouters in te lichten. Niemand
wist waar Kreukelbaard was. De oudste kabouter, kabouter Slimbaard, wilde wel
eens een kijkje in het huisje van Kreukelbaard gaan nemen. Eigenlijk heette
Slimbaard niet zo hoor. Zijn echte naam was Slijmbaard omdat hij nogal eens
kwijlde. Maar omdat hij deze naam niet zo leuk vond en nu toch een kabouter was
met veel kennis, had hij voorgesteld om zijn naam te mogen veranderen in Slimbaard.
Toen Slijmbaard, pardon, Slimbaard
bij Kreukelbaard ‘s huisje aangekomen was, zag hij dat alles heel verlaten was.
Er was geen teken van leven aanwezig. Hij speurde door het huisje, maar vond
niets wat zou kunnen vertellen waar Kreukelbaard heen zou zijn. Dit was heel
ongewoon. Niemand wist wat te doen en ze besloten tot de volgende dag te
wachten. Kreukelbaard ging wel vaker weg om te helpen in het naburige bos, maar
dan vertelde hij altijd wanneer hij weg ging en hoeveel dagen hij weg zou
blijven. De volgende ochtend was er nog steeds niets bekend. Toen in de middag
de wijze meneer Uil langs kwam, was het kabouterdorp in rep en roer. Iedereen
keek naar meneer Uil, alsof hij wel zou weten wat er aan de hand was. Meneer Uil
keek een beetje oubollig om zich heen, want hij wist nog niet wat er aan de
hand was. “Kan iemand mij vertellen wat er aan de hand is?” vroeg hij. Nadat Slimbaard
alles had uitgelegd, werd het heel stil en men wachtte totdat meneer Uil een
antwoord zou geven. Meneer Uil dacht lang na en zei toen: ”Ik heb geen idee, Kreukelbaard
zou nooit zomaar zonder iets te zeggen weggaan! Dit moet nader onderzocht
worden”. En met die woorden vloog hij de lucht in en verdween, de kabouters
verbaasd achterlatend. Een minuut later was meneer Uil alweer terug met de
mededeling, dat hij hulp had gevraagd aan de elven. Zodra de elven Kreukelbaard
hadden gevonden zouden ze hem vertellen wat er aan de hand was en vragen terug
te komen.
Terwijl de dag verstreek ging
kabouter Steekneus naar het huisje van Kreukelbaard en liep gewoon zonder het
te vragen naar binnen. Hij kon het ook nooit laten om altijd overal zijn neus
in te steken. Hij liep overal rond te neuzen in kasten, onder het bed, in de
laatjes, onder de dekens, echt overal. Ineens zag hij een klein kistje staan
naast de schommelstoel van Kreukelbaard. Langzaam, maar brandend van
nieuwsgierigheid liep hij op het kistje af en opende voorzichtig het deksel.
Hij hield zijn adem in toen hij zag wat er in lag. Het kistje was aan de binnenkant
bekleed met donkerrood fluweel. Er lag een prachtig boek op het fluweel. Een
boek met een leren kaft met gouden stiksels. Voorzichtig pakte de kabouter het
boek uit het kistje en legde het op tafel. Het leek wel of het boek leefde. Met
trillende handen pakte hij de omslag van het boek om de eerste bladzijde te
kunnen lezen. Langzaam, héél
langzaam werd het boek geopend. Steekneus hield zijn adem in, toen hij de
eerste bladzijde zag. Hij las gauw wat in het midden van de bladzijde met
sierlijke gouden gekrulde letters stond geschreven: ”De Kreukelbaard Kronieken”.
Nieuwsgierig als hij was, wilde Steekneus verder lezen en hij sloeg de pagina
om. Groot was zijn schrik, toen de letters van die pagina tot leven kwamen, van
de bladzijde afsprongen en veranderden in kleine wezentjes. Gillend gooide Steekneus
het boek dicht, waardoor er een paar wezentjes half tussen de bladzijden
uitstaken en vast kwamen te zitten. Andere wezentjes dansten op het boek en
keken Steekneus brutaal aan. Steekneus zette het op een rennen en vloog
pijlsnel het huisje uit en riep zo hard hij maar kon: “Tovenarij, help
tovenarij!” Al gauw kwam Steekneus een paar andere kabouters tegen die hem snel
naar Slimbaard brachten, waar hij moest uitleggen wat hij gedaan had. Samen spoedden
ze zich naar het huisje van Kreukelbaard, om te zien wat er aan de hand was. De
andere kabouters liepen voorzichtig achter hen aan. Bij het huisje aangekomen
hoorden ze gelach en gejuich. Eenmaal binnen, zagen ze het boek op tafel liggen.
Een paar wezentjes waren bezig om met potloden het boek open te wringen om de
anderen te bevrijden. Sommigen waren aan het dansen en weer anderen waren
gewoon aan het klieren. “Stop!” bulderde Slimbaard. Ineens was het stil. Alle
wezentjes keken brutaal naar Slimbaard. “Wie
zijn jullie en waar komen jullie vandaan” vroeg Slimbaard. “Wij zijn de Verhaalmakers.
Wij komen uit dit boek, omdat iemand ons heeft vrijgelaten en zo dom was, om
het boek weer heel snel dicht te gooien. En nu zitten er nog een heleboel van
onze vrienden vast of bungelen half uit het boek. Weet jij wie dat gedaan heeft
dan zullen we hem eens even”…. “STOP, hou op!” brulde Slimbaard. “Nou even goed
luisteren, ik heb wel eens van jullie gehoord, maar ik heb jullie nog nooit in
het echt gezien. Ik weet niet hoe dit kan, maar ik wil alles weten”. “Alleen
als je ons allemaal vrij laat”. “Nee dat kan ik niet doen want dan gaat het
verhaal in het boek verloren. En het boek is niet van mij, maar van Kreukelbaard.
Ik mag daar geen beslissing over nemen”. “Dan vertellen wij niets” zei een van
de Verhaalmakers. En toen werd het stil, op de geluidjes uit het boek na.
Slimbaard dacht diep na en nam toen een besluit. “Goed” zei hij, “als jullie
beloven, dat jullie weer netjes terug gaan in het boek als ik dat zeg, én als jullie vertellen wat er
aan de hand is, dan laat ik jullie zo nu en dan vrij als jullie dat willen”. De
verhaalmakers keken elkaar aan en knikten toen. Slimbaard opende het boek en
bladerde door alle bladzijden. Al gauw stond de hele tafel vol met Verhaalmakers.
En was het boek leeg. Er werd gedanst en gezongen alsof de Verhaalmakers hun
hele leven gevangen hadden gezeten. En waarschijnlijk was dat ook wel zo. “STOP,
STILTE” brulde Slimbaard weer. “En nu wil ik weten wat er aan de hand is”. De
verhaalmakers gingen allemaal zitten en eentje stapte naar voren. Hij ging op
de rand van het boek zitten, met zijn beentjes over elkaar en begon te
vertellen.
“Het zit zo” vertelde de Verhaalmaker.
“Kreukelbaard heeft heel vroeger een wens uitgesproken, dat zijn wijsheid over
de hele wereld verspreid zou worden. Op één van zijn avonturen kwam hij een tovenaar tegen, aan
wie hij zijn wens kenbaar maakte. Deze tovenaar wist, dat Kreukelbaard veel
kennissen had, die hijzelf ook wel als vriend wilde hebben en de tovenaar stemde
toe om Kreukelbaard te helpen. Maar niet zomaar. Hij wilde zelf ook wel bekend
worden. En dus besloot hij een heel bijzonder boek aan Kreukelbaard te schenken
waar Kreukelbaard zijn verhalen en ervaringen in op kon schrijven, zodat deze
nooit meer verloren zouden gaan en iedereen de mogelijkheid had deze te lezen.
Maar wat Kreukelbaard niet wist, is dat als iemand anders het boek leest, alle
woorden die het verhaal maken, uit het boek zouden verdwijnen en, in een ander
boek, bij de tovenaar tevoorschijn zouden komen. Zo kan de tovenaar er dan zijn
eigen verhaal van maken!” “Dus als ik het goed begrijp, gaan jullie als
verhaalmakers dan terug naar de tovenaar”? vroeg Slimbaard. “Klopt helemaal”
zei de Verhaalmaker. “Maar jullie zijn nu toch vrij en kunnen nu toch meteen
terug naar de tovenaar, waarom doen jullie dat dan niet”? vroeg Slimbaard. “Dat
komt omdat we nog niet genoeg gelezen zijn. De kabouter die het boek las heeft
een te klein stukje gelezen, en dat is te weinig. Maar op het moment dat het
boek open ligt, kunnen wij wel vrij bewegen, de bladzijden op en af, net zoals
we zelf willen. Behalve als Kreukelbaard in de buurt is, dan blijven we op het
papier vastzitten. Hij mocht natuurlijk niet weten dat wij vrij in en uit het
boek konden gaan als het open lag. Soms liet Kreukelbaard het boek geopend
liggen en als hij dan ging slapen konden wij even de benen strekken”. “Nou dat
is dus duidelijk” zei Slimbaard. “Maar waarom is Kreukelbaard nu weg uit het
bos? En dat hij zijn boek achter gelaten heeft is mij nog steeds een raadsel”.
Een van de andere Verhaalmakers stond op en zei: “Dat kon nog wel eens komen
door onze nachtelijke pretpartijen. Vaak als wij het boek uitklommen en plezier
maakten, kwam Kreukelbaard ineens weer terug, omdat hij niet kon slapen. Vaak
moesten we dan hals over kop terug duiken in het boek en dan werd het wel eens
een rommeltje. Als Kreukelbaard dan wilde gaan schrijven was hij verbaasd dat
het verhaal ineens heel anders liep, als hij zich kon herinneren. Ik denk dat
Kreukelbaard het zo langzamerhand door begon te krijgen dat zijn verhaal nooit
goed af kwam, en dat op de een of andere manier de tovenaar, met het boek had
gerommeld”. Slimbaard dacht een tijdje na en zei toen: “Het zou me niets
verbazen als Kreukelbaard daarom weggegaan is. Hij had vast door wat er
gebeurde en is misschien wel opzoek gegaan naar die tovenaar. En als
Kreukelbaard weg is, hebben we ook niets meer aan het boek, want jullie Verhaalmakers
springen gewoon in en uit het boek en alle verhalen die Kreukelbaard heeft
opgeschreven zullen uiteindelijk verdwijnen En ook jullie als Verhaalmakers
zullen verdwijnen. Als jullie weer terugkomen bij de tovenaar zal hij van
jullie zijn eigen verhaal maken”. De verhalenmakers keken elkaar verschrikt aan.
Daar hadden ze nooit over na gedacht.
“Oh maar dát willen we niet” zei een van de Verhalenmakers. “Wij zijn er toch juist voor om gelezen te worden?” “Júllie zijn de Verhalenmakers. Vertellen jullie maar hoe we dit gaan oplossen” zei Slimbaard. “Ik heb een idee” riep een kleine Verhaalmaker die op de rand van het boek zat. “Eerst moeten we ervoor zorgen dat zodra iemand het boek gelezen heeft de betovering verbroken wordt en wij niet naar de tovenaar terug hoeven. Anders zou er geen boek meer bestaan! Daarna moeten wij een besluit nemen of we de verhalen zo laten en dus altijd weer op dezelfde plek gaan zitten in het boek, of dat we altijd vrij willen zijn. Maar als wij ervoor kiezen om vrij te zijn, dan zullen de verhalen in dit boek altijd veranderen”.
“Oh maar dát willen we niet” zei een van de Verhalenmakers. “Wij zijn er toch juist voor om gelezen te worden?” “Júllie zijn de Verhalenmakers. Vertellen jullie maar hoe we dit gaan oplossen” zei Slimbaard. “Ik heb een idee” riep een kleine Verhaalmaker die op de rand van het boek zat. “Eerst moeten we ervoor zorgen dat zodra iemand het boek gelezen heeft de betovering verbroken wordt en wij niet naar de tovenaar terug hoeven. Anders zou er geen boek meer bestaan! Daarna moeten wij een besluit nemen of we de verhalen zo laten en dus altijd weer op dezelfde plek gaan zitten in het boek, of dat we altijd vrij willen zijn. Maar als wij ervoor kiezen om vrij te zijn, dan zullen de verhalen in dit boek altijd veranderen”.
“Misschien is het een idee om
dit boek zijn eigen verhalen te laten vertellen?” vroeg een kabouter die achter
Slimbaard stond. Het was even stil en niemand bewoog. Slimbaard draaide zich om
en keek naar de kabouter achter hem. “Beste kabouter Bijdehand, dat is een heel
goed idee, tenminste, als iedereen het daarmee eens is”. Iedereen knikte en
begon druk te praten, omdat een oplossing dichtbij was. “Maar Kreukelbaard moet
eerst toestemming geven”. “Ik ga hem wel zoeken en breng hem terug” riep meneer
Uil, en hij vloog weg. Na een paar uur kwam hij met Kreukelbaard op zijn rug
terug. Meneer Uil had onderweg alles aan Kreukelbaard uitgelegd. Kreukelbaard
liep, zodra ze waren geland, meteen naar de Verhaalmakers toe. Hij zag er boos
uit. De Verhaalmakers gingen allemaal dicht bij elkaar op een bladzijde staan
en wachtten af wat Kreukelbaard zou zeggen. Kreukelbaard keek heel streng. Zijn mond ging open en hij begon hard te lachen.
“Kleine ondeugende Verhaalmakers, wat hebben jullie me goed te pakken gehad zeg.
Ik had wel eens van jullie gehoord, maar ik ben jullie nog nooit in het echt tegengekomen.
Ik had wel een vermoeden dat er iets geks aan de hand was. Elke keer als ik
verder wilde schrijven, dan stond er iets anders dan waar ik mee geëindigd was.
Ik zal eens even iets bedenken waarmee ik jullie aan het werk kan zetten om
mijn verhalen weer goed te krijgen“. Slimbaard legde uit wat ze bedacht hadden
en Kreukelbaard vond het eigenlijk wel een goed idee. Kreukelbaard vertelde nog
even dat hij bij de tovenaar was geweest en hij hem gevraagd had de betovering
op te heffen. Al die tijd had Kreukelbaard geweten dat de tovenaar iets met
zijn boek had gedaan. Hij wist alleen niet wat. Maar de betovering was nu verbroken
en Kreukelbaard kon met de Verhaalmakers eigen afspraken maken. En Kreukelbaard
besloot, dat de Verhaalmakers vrij mochten zijn en het boek in en uit mochten
springen wanneer ze maar wilden, onder één
voorwaarde. En dat was, dat ze altijd aan dit ene boek verbonden zouden blijven
en dat alle beschreven wijsheden intact zouden blijven. Daarmee werd dit boek
een magisch boek, een boek dat elke keer als je het open sloeg een nieuw
verhaal vertelde. Elke keer als iemand anders het las, zou er weer een nieuwe
versie van een van de verhalen gelezen worden. En zo konden de verhalen
allemaal op een verschillende manier de wereld in. Dan werden de verhalen uit
het boek ook geschikt voor verschillende mensen, en van verschillende
leeftijden. Iedereen vond dit een prachtig idee en er werd luid in de handen
geklapt voor Kreukelbaard en de Verhaalmakers. Dus als jij ooit een verhaal
hoort waarvan je denkt het al eens eerder gehoord te hebben, maar net iets
anders, dan komt het waarschijnlijk uit een van deze magische boeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten