maandag 10 december 2018

De Kreukelbaardkronieken hoofdstuk19: De Kronieken



                                                         
                                                  19. De Kronieken.

Deze ochtend werd ik wakker met een vreemd gevoel in mijn buik. Ik wist meteen dat er wat te gebeuren stond. Omdat het nog vroeg en donker was, besloot ik me nog een keer om te draaien en verder te slapen.
Een paar kilometer verderop in het grote bos was een boze kabouter Kreukelbaard in alle vroegte bezig om zijn knapzak te pakken om het bos voorlopig te verlaten. Dit bos, waar hij samen met de andere kabouters zoveel werk had verricht, wilde hij de rug toe keren. Hij had het letterlijk gehad. Hij wilde zo vroeg mogelijk weg om maar niets te hoeven uitleggen aan de andere kabouters. Alles was nog in diepe rust.
Bij het krieken van de dag ontwaakten overal kabouters in het grote bos. Alle kabouters waren al snel weer druk in de weer met hun dagelijkse klusjes. Elk seizoen brengt weer nieuwe werkzaamheden met zich mee, en dus ook vandaag was er weer veel te doen. Er werd gewerkt in het bos, op de hei, langs de bosrand en zelfs in de tuintjes van het dorpje vlakbij. Tegen het middaguur kwamen de meeste kabouters weer terug om hun middagdutje te gaan doen. Veel van de kabouters werkten namelijk ook ’s-nachts. De rust keerde weer, totdat een van de kabouters naar het huisje van Kreukelbaard liep. Hij klopte netjes op de deur maar er kwam geen antwoord. Zelfs niet bij een tweede keer kloppen. Dat was heel ongewoon voor Kreukelbaard, want hij reageerde altijd meteen. De kabouter keek even door het raampje maar zag binnen niets bewegen. Hij besloot nog een keer te kloppen. Met zijn vuist sloeg hij nu wat harder op het deurtje. Door de kracht van het bonzen draaide de deur langzaam open, maar er was geen Kreukelbaard te zien. De kabouter besloot voorzichtig naar binnen te lopen en riep zachtjes Kreukelbaard ‘s naam. Er kwam geen reactie. Daarop liep hij verder, maar waar hij ook zocht, nergens was er een spoor van Kreukelbaard te vinden. “Hé wat doe jij daar“ werd er ineens achter hem gebulderd. De kabouter sprong van schrik een halve meter in de lucht, stootte zijn hoofd tegen een balk en begon stotterend uit te leggen, dat hij Kreukelbaard om een antwoord wilde vragen op een lastige vraag, maar dat Kreukelbaard nergens te zien was. De oudere kabouter keek eens in het rond en zei dat hij dacht, dat Kreukelbaard wel zo terug zou komen. “Laten we maar even voor de deur wachten”. Maar Kreukelbaard kwam niet opdagen. De beide kabouters werden nu toch wel wat ongerust en besloten om de andere kabouters in te lichten. Niemand wist waar Kreukelbaard was. De oudste kabouter, kabouter Slimbaard, wilde wel eens een kijkje in het huisje van Kreukelbaard gaan nemen. Eigenlijk heette Slimbaard niet zo hoor. Zijn echte naam was Slijmbaard omdat hij nogal eens kwijlde. Maar omdat hij deze naam niet zo leuk vond en nu toch een kabouter was met veel kennis, had hij voorgesteld om zijn naam te mogen veranderen in Slimbaard.
Toen Slijmbaard, pardon, Slimbaard bij Kreukelbaard ‘s huisje aangekomen was, zag hij dat alles heel verlaten was. Er was geen teken van leven aanwezig. Hij speurde door het huisje, maar vond niets wat zou kunnen vertellen waar Kreukelbaard heen zou zijn. Dit was heel ongewoon. Niemand wist wat te doen en ze besloten tot de volgende dag te wachten. Kreukelbaard ging wel vaker weg om te helpen in het naburige bos, maar dan vertelde hij altijd wanneer hij weg ging en hoeveel dagen hij weg zou blijven. De volgende ochtend was er nog steeds niets bekend. Toen in de middag de wijze meneer Uil langs kwam, was het kabouterdorp in rep en roer. Iedereen keek naar meneer Uil, alsof hij wel zou weten wat er aan de hand was. Meneer Uil keek een beetje oubollig om zich heen, want hij wist nog niet wat er aan de hand was. “Kan iemand mij vertellen wat er aan de hand is?” vroeg hij. Nadat Slimbaard alles had uitgelegd, werd het heel stil en men wachtte totdat meneer Uil een antwoord zou geven. Meneer Uil dacht lang na en zei toen: ”Ik heb geen idee, Kreukelbaard zou nooit zomaar zonder iets te zeggen weggaan! Dit moet nader onderzocht worden”. En met die woorden vloog hij de lucht in en verdween, de kabouters verbaasd achterlatend. Een minuut later was meneer Uil alweer terug met de mededeling, dat hij hulp had gevraagd aan de elven. Zodra de elven Kreukelbaard hadden gevonden zouden ze hem vertellen wat er aan de hand was en vragen terug te komen.
Terwijl de dag verstreek ging kabouter Steekneus naar het huisje van Kreukelbaard en liep gewoon zonder het te vragen naar binnen. Hij kon het ook nooit laten om altijd overal zijn neus in te steken. Hij liep overal rond te neuzen in kasten, onder het bed, in de laatjes, onder de dekens, echt overal. Ineens zag hij een klein kistje staan naast de schommelstoel van Kreukelbaard. Langzaam, maar brandend van nieuwsgierigheid liep hij op het kistje af en opende voorzichtig het deksel. Hij hield zijn adem in toen hij zag wat er in lag. Het kistje was aan de binnenkant bekleed met donkerrood fluweel. Er lag een prachtig boek op het fluweel. Een boek met een leren kaft met gouden stiksels. Voorzichtig pakte de kabouter het boek uit het kistje en legde het op tafel. Het leek wel of het boek leefde. Met trillende handen pakte hij de omslag van het boek om de eerste bladzijde te kunnen lezen. Langzaam, héél langzaam werd het boek geopend. Steekneus hield zijn adem in, toen hij de eerste bladzijde zag. Hij las gauw wat in het midden van de bladzijde met sierlijke gouden gekrulde letters stond geschreven: ”De Kreukelbaard Kronieken”. Nieuwsgierig als hij was, wilde Steekneus verder lezen en hij sloeg de pagina om. Groot was zijn schrik, toen de letters van die pagina tot leven kwamen, van de bladzijde afsprongen en veranderden in kleine wezentjes. Gillend gooide Steekneus het boek dicht, waardoor er een paar wezentjes half tussen de bladzijden uitstaken en vast kwamen te zitten. Andere wezentjes dansten op het boek en keken Steekneus brutaal aan. Steekneus zette het op een rennen en vloog pijlsnel het huisje uit en riep zo hard hij maar kon: “Tovenarij, help tovenarij!” Al gauw kwam Steekneus een paar andere kabouters tegen die hem snel naar Slimbaard brachten, waar hij moest uitleggen wat hij gedaan had. Samen spoedden ze zich naar het huisje van Kreukelbaard, om te zien wat er aan de hand was. De andere kabouters liepen voorzichtig achter hen aan. Bij het huisje aangekomen hoorden ze gelach en gejuich. Eenmaal binnen, zagen ze het boek op tafel liggen. Een paar wezentjes waren bezig om met potloden het boek open te wringen om de anderen te bevrijden. Sommigen waren aan het dansen en weer anderen waren gewoon aan het klieren. “Stop!” bulderde Slimbaard. Ineens was het stil. Alle wezentjes keken brutaal naar Slimbaard.  “Wie zijn jullie en waar komen jullie vandaan” vroeg Slimbaard. “Wij zijn de Verhaalmakers. Wij komen uit dit boek, omdat iemand ons heeft vrijgelaten en zo dom was, om het boek weer heel snel dicht te gooien. En nu zitten er nog een heleboel van onze vrienden vast of bungelen half uit het boek. Weet jij wie dat gedaan heeft dan zullen we hem eens even”…. “STOP, hou op!” brulde Slimbaard. “Nou even goed luisteren, ik heb wel eens van jullie gehoord, maar ik heb jullie nog nooit in het echt gezien. Ik weet niet hoe dit kan, maar ik wil alles weten”. “Alleen als je ons allemaal vrij laat”. “Nee dat kan ik niet doen want dan gaat het verhaal in het boek verloren. En het boek is niet van mij, maar van Kreukelbaard. Ik mag daar geen beslissing over nemen”. “Dan vertellen wij niets” zei een van de Verhaalmakers. En toen werd het stil, op de geluidjes uit het boek na. Slimbaard dacht diep na en nam toen een besluit. “Goed” zei hij, “als jullie beloven, dat jullie weer netjes terug gaan in het boek als ik dat zeg, én als jullie vertellen wat er aan de hand is, dan laat ik jullie zo nu en dan vrij als jullie dat willen”. De verhaalmakers keken elkaar aan en knikten toen. Slimbaard opende het boek en bladerde door alle bladzijden. Al gauw stond de hele tafel vol met Verhaalmakers. En was het boek leeg. Er werd gedanst en gezongen alsof de Verhaalmakers hun hele leven gevangen hadden gezeten. En waarschijnlijk was dat ook wel zo. “STOP, STILTE” brulde Slimbaard weer. “En nu wil ik weten wat er aan de hand is”. De verhaalmakers gingen allemaal zitten en eentje stapte naar voren. Hij ging op de rand van het boek zitten, met zijn beentjes over elkaar en begon te vertellen.

“Het zit zo” vertelde de Verhaalmaker. “Kreukelbaard heeft heel vroeger een wens uitgesproken, dat zijn wijsheid over de hele wereld verspreid zou worden. Op één van zijn avonturen kwam hij een tovenaar tegen, aan wie hij zijn wens kenbaar maakte. Deze tovenaar wist, dat Kreukelbaard veel kennissen had, die hijzelf ook wel als vriend wilde hebben en de tovenaar stemde toe om Kreukelbaard te helpen. Maar niet zomaar. Hij wilde zelf ook wel bekend worden. En dus besloot hij een heel bijzonder boek aan Kreukelbaard te schenken waar Kreukelbaard zijn verhalen en ervaringen in op kon schrijven, zodat deze nooit meer verloren zouden gaan en iedereen de mogelijkheid had deze te lezen. Maar wat Kreukelbaard niet wist, is dat als iemand anders het boek leest, alle woorden die het verhaal maken, uit het boek zouden verdwijnen en, in een ander boek, bij de tovenaar tevoorschijn zouden komen. Zo kan de tovenaar er dan zijn eigen verhaal van maken!” “Dus als ik het goed begrijp, gaan jullie als verhaalmakers dan terug naar de tovenaar”? vroeg Slimbaard. “Klopt helemaal” zei de Verhaalmaker. “Maar jullie zijn nu toch vrij en kunnen nu toch meteen terug naar de tovenaar, waarom doen jullie dat dan niet”? vroeg Slimbaard. “Dat komt omdat we nog niet genoeg gelezen zijn. De kabouter die het boek las heeft een te klein stukje gelezen, en dat is te weinig. Maar op het moment dat het boek open ligt, kunnen wij wel vrij bewegen, de bladzijden op en af, net zoals we zelf willen. Behalve als Kreukelbaard in de buurt is, dan blijven we op het papier vastzitten. Hij mocht natuurlijk niet weten dat wij vrij in en uit het boek konden gaan als het open lag. Soms liet Kreukelbaard het boek geopend liggen en als hij dan ging slapen konden wij even de benen strekken”. “Nou dat is dus duidelijk” zei Slimbaard. “Maar waarom is Kreukelbaard nu weg uit het bos? En dat hij zijn boek achter gelaten heeft is mij nog steeds een raadsel”. Een van de andere Verhaalmakers stond op en zei: “Dat kon nog wel eens komen door onze nachtelijke pretpartijen. Vaak als wij het boek uitklommen en plezier maakten, kwam Kreukelbaard ineens weer terug, omdat hij niet kon slapen. Vaak moesten we dan hals over kop terug duiken in het boek en dan werd het wel eens een rommeltje. Als Kreukelbaard dan wilde gaan schrijven was hij verbaasd dat het verhaal ineens heel anders liep, als hij zich kon herinneren. Ik denk dat Kreukelbaard het zo langzamerhand door begon te krijgen dat zijn verhaal nooit goed af kwam, en dat op de een of andere manier de tovenaar, met het boek had gerommeld”. Slimbaard dacht een tijdje na en zei toen: “Het zou me niets verbazen als Kreukelbaard daarom weggegaan is. Hij had vast door wat er gebeurde en is misschien wel opzoek gegaan naar die tovenaar. En als Kreukelbaard weg is, hebben we ook niets meer aan het boek, want jullie Verhaalmakers springen gewoon in en uit het boek en alle verhalen die Kreukelbaard heeft opgeschreven zullen uiteindelijk verdwijnen En ook jullie als Verhaalmakers zullen verdwijnen. Als jullie weer terugkomen bij de tovenaar zal hij van jullie zijn eigen verhaal maken”. De verhalenmakers keken elkaar verschrikt aan. Daar hadden ze nooit over na gedacht.
“Oh maar d
át willen we niet” zei een van de Verhalenmakers. “Wij zijn er toch juist voor om gelezen te worden?” “Júllie zijn de Verhalenmakers. Vertellen jullie maar hoe we dit gaan oplossen” zei Slimbaard.  “Ik heb een idee” riep een kleine Verhaalmaker die op de rand van het boek zat. “Eerst moeten we ervoor zorgen dat zodra iemand het boek gelezen heeft de betovering verbroken wordt en wij niet naar de tovenaar terug hoeven. Anders zou er geen boek meer bestaan! Daarna moeten wij een besluit nemen of we de verhalen zo laten en dus altijd weer op dezelfde plek gaan zitten in het boek, of dat we altijd vrij willen zijn. Maar als wij ervoor kiezen om vrij te zijn, dan zullen de verhalen in dit boek altijd veranderen”. 

“Misschien is het een idee om dit boek zijn eigen verhalen te laten vertellen?” vroeg een kabouter die achter Slimbaard stond. Het was even stil en niemand bewoog. Slimbaard draaide zich om en keek naar de kabouter achter hem. “Beste kabouter Bijdehand, dat is een heel goed idee, tenminste, als iedereen het daarmee eens is”. Iedereen knikte en begon druk te praten, omdat een oplossing dichtbij was. “Maar Kreukelbaard moet eerst toestemming geven”. “Ik ga hem wel zoeken en breng hem terug” riep meneer Uil, en hij vloog weg. Na een paar uur kwam hij met Kreukelbaard op zijn rug terug. Meneer Uil had onderweg alles aan Kreukelbaard uitgelegd. Kreukelbaard liep, zodra ze waren geland, meteen naar de Verhaalmakers toe. Hij zag er boos uit. De Verhaalmakers gingen allemaal dicht bij elkaar op een bladzijde staan en wachtten af wat Kreukelbaard zou zeggen. Kreukelbaard keek heel streng. Zijn  mond ging open en hij begon hard te lachen. “Kleine ondeugende Verhaalmakers, wat hebben jullie me goed te pakken gehad zeg. Ik had wel eens van jullie gehoord, maar ik ben jullie nog nooit in het echt tegengekomen. Ik had wel een vermoeden dat er iets geks aan de hand was. Elke keer als ik verder wilde schrijven, dan stond er iets anders dan waar ik mee geëindigd was. Ik zal eens even iets bedenken waarmee ik jullie aan het werk kan zetten om mijn verhalen weer goed te krijgen“. Slimbaard legde uit wat ze bedacht hadden en Kreukelbaard vond het eigenlijk wel een goed idee. Kreukelbaard vertelde nog even dat hij bij de tovenaar was geweest en hij hem gevraagd had de betovering op te heffen. Al die tijd had Kreukelbaard geweten dat de tovenaar iets met zijn boek had gedaan. Hij wist alleen niet wat. Maar de betovering was nu verbroken en Kreukelbaard kon met de Verhaalmakers eigen afspraken maken. En Kreukelbaard besloot, dat de Verhaalmakers vrij mochten zijn en het boek in en uit mochten springen wanneer ze maar wilden, onder één voorwaarde. En dat was, dat ze altijd aan dit ene boek verbonden zouden blijven en dat alle beschreven wijsheden intact zouden blijven. Daarmee werd dit boek een magisch boek, een boek dat elke keer als je het open sloeg een nieuw verhaal vertelde. Elke keer als iemand anders het las, zou er weer een nieuwe versie van een van de verhalen gelezen worden. En zo konden de verhalen allemaal op een verschillende manier de wereld in. Dan werden de verhalen uit het boek ook geschikt voor verschillende mensen, en van verschillende leeftijden. Iedereen vond dit een prachtig idee en er werd luid in de handen geklapt voor Kreukelbaard en de Verhaalmakers. Dus als jij ooit een verhaal hoort waarvan je denkt het al eens eerder gehoord te hebben, maar net iets anders, dan komt het waarschijnlijk uit een van deze magische boeken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten