18. De Droomdansers
Vandaag begon de dag op een wel
heel bijzondere manier. Ik werd wakker met een lief deuntje in mijn hoofd, die
ik tijdens het wassen zachtjes aan het neuriën was. Ik was verbaasd, want ik
had geen idee waar dat deuntje vandaan kwam. Ik had het nergens eerder gehoord,
maar het maakte me wel vrolijk. En juist die vrolijkheid bracht me er toe, om
na het ontbijt naar buiten te gaan en lekker te genieten van de frisse lucht.
Wie weet kwam ik Kreukelbaard nog wel tegen, of een van zijn vrienden. Een half
uurtje later was ik al vol goede moed op weg. Na een tijdje lopen zag ik een
mooi plekje op een open plek in het bos. De zon verlichtte en verwarmde het
gras en de bomen met haar stralen en maakte het een fantastische plek om even
te zitten. Een stukje verderop was er een kleine modderige poel van
waarschijnlijk regenwater. Ik kon zien dat er hier al diverse dieren langs
waren geweest, want ik zag allerlei sporen. De druppels die aan de takken en de
blaadjes hingen zagen er uit als veelkleurige pareltjes. Het zonlicht brak in
de druppels uiteen in felle kleuren. Het was hier stil en vredig. Ik ging
liggen op het droge en zachte mos en ik keek door de takken van de bomen
omhoog. Het duurde niet lang of ik begon langzaam weg te dromen en zag de
takken steeds vager worden. Ik weet nog dat ik dacht, dat ik niet in slaap
moest vallen maar mijn ogen vielen toch steeds langer dicht. En vlak voordat ik
in een zachte slaap viel, hoorde ik een prachtig gezang. Ik deed onmiddellijk
mijn ogen open en keek rond om te zien waar dit mooie gezang vandaan kwam. Maar
terwijl ik rond keek vielen mijn ogen alweer dicht en uiteindelijk moet ik in
een diepe slaap zijn gevallen.
Toen ik na een tijdje weer
wakker werd, had ik het idee dat ik daar al uren had liggen slapen, maar mijn
klokje gaf aan, dat het maar tien minuutjes was geweest. Ik was heerlijk
uitgerust en kon me vaag iets herinneren van een hele mooie droom. “Nou, dat
waren weer tien heerlijke minuutjes” dacht ik nog, en ik stond verkwikt weer op
om verder te gaan. Na verloop van tijd kwam ik inderdaad toch weer bij het
kabouterbos terecht. Ik herkende het, om dat ik in de verte de grote wijze
Eikenhart boven alle bomen uit zag steken. Ik besloot om mijn vriendjes weer met
een bezoekje te vereren en ik liep het bospaadje in dat in de richting van
Eikenhart liep. Onderweg zag ik al gauw een kabouter, in een diepe slaap,
lekker in de schaduw van een paddenstoel. Hij snurkte en had een glimlach op
zijn gezicht. Ik besloot heel zachtjes verder te lopen om hem niet wakker te
maken. Even verderop zag ik nog twee kabouters in een vredige slaap. De een lag
op een varen die hem langzaam heen en weer wiegde en de ander lag op het blad
van een heerlijk ruikende plant met bloemen. Ik vond het wel grappig om te zien
hoe ze hun middagdutje deden, hoewel ik nog nooit had gehoord, dat ze dat
deden. En toen ik eenmaal bij het kabouterdorp aankwam viel mijn mond open van
verbazing. Overal zag ik slapende kabouters. Ik snapte het niet zo goed en
wilde net naar het huisje van Kreukelbaard lopen om hem te vragen waarom
iedereen sliep. Kreukelbaard zou toch wel wakker zijn? Ik hoopte het maar, want
ik vond dit wel vreemd hoor, zo midden op de dag.
Ineens zag ik een kabouter
voorbij lopen. Hij zwaaide wel naar me maar hij liep me pardoes voorbij. Ik
riep hem nog na, maar hij liep gewoon door. En even later kwam er nog een
kabouter voorbij, die me ook vriendelijk gedag knikte en zonder iets te zeggen
langs me heen liep om naar een andere slapende kabouter te lopen. Hij keek heel
even naar de kabouter en liep met een tevreden gezicht weer verder. Dit was
vreemd. Gelukkig, daar kwam Kreukelbaard al aan. Hij zag me en kwam meteen naar
mij toe. Ik wilde hem net vragen wat er aan de hand was, toen hij zijn vinger
op zijn lippen legde. Heel zachtjes hoorde ik “ sssst”. En toen ik goed keek,
zag ik uit zijn oren een klein geel propje steken. Nou ja wat was dit nou? Ik
wees op zijn oren en maakte een vragend gebaar. Ik durfde niet meer iets te
zeggen. Kreukelbaard lachte en wenkte me dat ik hem moest volgen. We liepen
naar de machtige, wijze boom Eikenhart. Kreukelbaard gebaarde me, dat ik naar
boven moest klimmen, zoals ik al eerder had mogen doen. Ik klom naar boven
totdat ik een geschikt plekje vond om te gaan zitten en ik wachtte rustig af.
Beneden stond Kreukelbaard te glimlachen. Hij had nog steeds die gele proppen
in zijn oren. Ik zag overal slapende kabouters liggen en andere kabouters die
tussen hen door heen en weer liepen. Zij hadden net zoals Kreukelbaard, gele
proppen in hun oren. De boom schudde plotseling en ik hoorde een geritsel van
de bladeren. Plotseling hoorde ik een zacht gebrom uit de stam van de boom
komen. Ik liet mezelf tegen de stam zakken en sloot mijn ogen. Ineens ging het
gebrom over in een zacht diep gefluister dat rechtstreeks zo in mijn hoofd
terecht leek te komen. Ik wist meteen dat Eikenhart tegen me begon te praten.
“Welkom, ik wist dat je zou komen en dat je verbaasd zou staan op deze
heugelijke dag. Kreukelbaard heeft mij gevraagd, of ik bereid was om jou te
vertellen wat er vandaag aan de hand is. Waarom er zoveel kabouters liggen te
slapen en waarom Kreukelbaard en de andere wakkere kabouters niets zeggen. Zonder
dat je me onderbreekt zal ik het verhaal vertellen”. Ik zat vol met vragen en
wilde meteen reageren maar Eikenhart was me voor. Hij begon met zijn takken te
zwaaien en hij begon zijn verhaal zonder dat ik de kans kreeg om ook maar iets
tegen hem te kunnen zeggen.
“Het is vandaag de dag van de
Droomdansers. In een rijk hier ver vandaan, leven de Droomdansers. Het is een
heel vredelievend rijk waar alleen de elven wonen. Sommigen zijn al duizenden
jaren oud, dat wil zeggen, ze keren steeds weer terug. Een elf wordt een paar
honderd jaar. Op het moment dat de elf dood gaat, vertrekt hij of zij naar het
zilverlicht van de maan. Daar besluiten zij, of zij weer geboren willen worden
en wanneer. En als de tijd rijp is in het rijk van de Droomdansers, en er zijn
twee elven die samen de wens hebben uitgesproken om weer een elf als kind te
mogen ontvangen, dan komt zo’n elf weer terug. En dat kan zo een hele tijd
doorgaan. En de elven uit dit rijk tellen hun jaren gewoon door. Dat komt omdat
zij de kennis hebben over de Droomdansen. Niet alle elven hebben dat, maar
degenen die dat wel hebben, onderhouden dat goed en geven dat ook steeds weer door
aan anderen, zodat hun kennis en kunde nooit verloren gaat. De Droomdansers,
zoals ze heten, kunnen namelijk de anderen helpen om hun vorige tijd, hun
vorige leven in dit Rijk te herinneren. Op die manier kunnen de elven op een
waardige manier dood gaan, zonder angst en met veel respect en dankbaarheid
voor elkaar. Ze weten dat ze dit bij hun terugkeer gewoon weer voort kunnen
zetten, als ze zich dat gaan herinneren. De Droomdansers zorgen er voor, dat de
elven die er aan toe zijn om hun vorige leven te herinneren, in hun slaap
diverse dromen krijgen over het leven en hun doel hierin. Wat ze gedaan hebben
en op welke manier. En omdat elke elf natuurlijk wil herinneren hoe ze zijn
geweest in een vorig leven zorgen ze er wel voor dat ze een harmonisch leven
hebben met alles wat om hen heen leeft. Daarom is dat ook zo’n mooi rijk. Alles
is daar in harmonie met elkaar, van de bomen en de grassprieten tot aan de bergen
met de dieren en de elven aan toe. Begrijp je het nog tot hier?” vroeg
Eikenhart ineens aan me. Ik was stil van het verhaal en kon alleen maar
knikken. Het leek wel of Eikenhart dat voelde of misschien zag want hij ging
direct door met zijn verhaal.
“Eén keer per jaar komen de
Droomdansers hier op bezoek. Er is ooit eens een kabouter in het rijk van de
Droomdansers terecht gekomen en daar heeft deze kabouter mogen ondervinden wat
het is om zijn herinneringen weer te verkrijgen. Dat vond hij zo prachtig, dat
hij heeft gevraagd of andere kabouters dit ook eens mochten ervaren. Hij vond
het wel een goed idee dat de kabouters al hun goede werk wat ze deden bleven
herinneren. De elvenraad besloot gelukkig positief en sindsdien komen de
Droomdansers eens per jaar langs. Dan dansen zij voor de kabouters en zingen
zij hun lied. De kabouters vallen dan in een diepe slaap en dromen dan hun
herinneringen uit vroegere levens. De kabouters die wakker zijn, hebben er voor
gekozen om de slapende kabouters te verzorgen. Zij moeten dan wel iets in hun
oren doen, want anders vallen ook zij in slaap. Het gezang van de Droomdansers
zorgt er voor dat je in slaap valt”. Eikenhart zweeg en het bleef geruime tijd
stil. Zou hij nu ook in slaap zijn gevallen? Maar net toen ik voorzichtig wilde
kuchen om hem te laten weten dat ik er nog was, voelde ik een trilling door de
stam gaan. “Ja, ze zingen echt een mooi lied” zei hij. Ik vroeg aan Eikenhart
of het niet gevaarlijk was dat er nu zoveel kabouters sliepen. Er was immers nu
geen een kabouter meer die in het bos waakzaam was. Ik kon ook gewoon zomaar het bos in lopen en
de slapende kabouters tegenkomen. “ Oh, maar daar wordt wel voor gezorgd hoor”
zei Eikenhart. “Ben je nu al vergeten dat je zelf ook in slaap bent gevallen?
Dat is wat er gebeurt, je valt vanzelf in slaap als je in de buurt komt. De
Droomdansers hadden je al lang zien aankomen en besloten om je in slaap te
laten vallen. Ze kwamen het me melden en ik heb hen toestemming gegeven om je
door te laten”. Maar ik heb geen elf gezien” zei ik. “Dat klopt, maar je hebt
vast wel wat gehoord”. Eikenhart had gelijk. Ik had op mijn wandeling een soort
gezang gehoord, en daarna was ik slaperig geworden en op een mooie plek in slaap
gevallen.
“Maar dat je de Droomdansers
niet kunt zien dat klopt” zei Eikenhart. “Je hoort ze wel, maar ziet ze bijna
nooit. Soms voel je dat ze er zijn. Soms zie je een soort mist tussen de bomen
hangen en heb je het idee, dat je in die mist iets ziet bewegen. De mist hangt
altijd in de boomtoppen. Als je dat ziet wees dan stil, want dan weet je, dat
de Droomdansers aan het werk zijn voor de bewoners in het bos.” Ik vroeg of ik
nu ook meer van vroeger kon herinneren omdat ook ik in slaap was gezongen. Ik
had volgens mij toch niets speciaals gedroomd. “Nee, je moet altijd toestemming
geven om herinnerdromen op te roepen. Je kunt daar gewoon om vragen. Waar je
ook bent, de Droomdansers zullen je horen. En wat je ook droomt en wat je ook
van je droom vind, het zijn altijd alleen de goede herinneringen van wie je werkelijk
bent. Vergeet dat niet!” En met die laatste woorden voelde ik een siddering
door de boom gaan en werd het weer stil. Ik wist dat Eikenhart klaar was met
zijn verhaal. Ik keek naar beneden en zag Kreukelbaard al wenken. Ik klom naar
beneden en besloot zachtjes het bos te verlaten om maar niemand te storen. Die
avond ging ik tevreden slapen. Stiekem hoopte ik dat ik ook een droom zou
krijgen en me zou herinneren hoe goed en mooi ik ben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten