11. De tovenaar
Het was donker en mistig in
het bos. De mist hing laag boven de grond zodat je je eigen voeten bijna niet
kon zien. Alsof je door een wolk liep waar je een beetje in wegzakte. En het
was er stil, heel stil. Vreemd, want normaal was het op de een of andere manier
in dit bos altijd een stuk lichter en droger, en hoorde je altijd wel een
nachtdier zoals een uil die “oehoe” riep. Of je hoorde het knisperen van een
takje als er een hert of een egel aan het rondsnuffelen waren om eten te zoeken.
Maar nu niets van dat. Het was of alles in het bos zijn adem inhield. Maar
waarvoor? En waar kwam die rare kou en mist toch vandaan? Het was niet normaal
voor de tijd van het jaar. Gisteren nog, was het hier prettig. Overdag scheen
de zon door de bomen en ’s-nachts zag je de maan schijnen, tussen de blaadjes en
de dennennaalden door. En het was lekker om in je shirt door het bos te lopen.
Maar nu…brrrrr, het was gewoon een beetje eng. En het werd ook steeds kouder en
kouder, alsof het winter werd en de vorst al het land in kwam. Maar het was pas
Augustus en vanmorgen was het nog heerlijk weer om naar het strand te gaan en om
in het water te duiken. Maar nu hier in dit bos, nee het was hier echt niet
fijn. Dus ik besloot terug te keren naar huis. En zodra ik het bos uitkwam werd
het weer warmer, de zon scheen en het was weer lekker om buiten te zijn. Zoiets
vreemds had ik nog nooit meegemaakt. “Winter in het bos en zomer aan zee” dacht
ik nog.
De volgende dag werd ik vroeg wakker omdat het zonnetje al weer volop stond te schijnen aan de hemel. Toen ik me gewassen en aangekleed had, deed ik het raam open en meteen kwam er een vogel in de vensterbank zitten. Een mooie vogel met blauw-zwarte vleugels en een rode snavel. Ik kende deze vogel niet. Ik keek even naar de vogel maar deze bleef daar rustig zitten. Dus ik besloot om gewoon mijn ontbijtje te gaan eten. Terwijl ik in de keuken een boterhammetje aan het klaar maken was, zag ik ineens de vogel de keuken in trippelen. Op dat moment wist ik dat dit geen gewone vogel was. Die zou mij niet dwars door het huis achterna getrippeld zijn, vanaf de slaapkamer tot in de keuken. Terwijl ik mijn boterhammetjes at gooide ik een paar kruimeltjes op tafel. De vogel vloog op en zette zich neer op de tafel en at de kruimeltjes op. Hij keek me met zijn kleine ronde kraaloogjes doordringend aan. Daarna vloog hij door het keukenraam weer naar buiten. Ik keek hem na en zag hem in de richting van het bos wegvliegen. Meteen viel me op dat boven het bos een witte wolk hing terwijl er overal een blauwe lucht te zien was. Ook dat vond ik vreemd maar ik dacht er verder niet over na. Ik had een heerlijke dag, werkte lekker in mijn tuintje, en deed wat boodschapjes in het dorp. En daar hoorde ik ook al verhalen over het steeds kouder wordende bos. Een paar kinderen waren naar het bos gegaan maar waren verkleumd van de kou terug gekomen. Ik besloot na het avondeten nog eens terug te gaan naar het bos om te kijken of het erger was geworden met de kilte.
Terwijl ik in mijn tuintje
zat kwam de bijzondere vogel weer aangevlogen. Hij zat me een tijdje aan te
kijken en vroeg ineens: “Ken jij Kreukelbaard?” Ik was niet eens meer verbaasd
dat deze vogel kon praten, eigenlijk wist ik al dat er weer een nieuw avontuur
zat aan te komen. “Ja, die ken ik heel goed” zei ik tegen de vogel. “Weet jij
waar ik die kan vinden?” vroeg de vogel. “Ja dat denk ik wel, maar waarom wil
je dat weten en wie ben je eigenlijk?” zei ik, terwijl ik achterover in mijn
stoel ging zitten zodat ik de vogel beter kon zien. “Ik ben KRRR, het
even-wezen van de grote tovenaar Misflits.” Ik zat verbaasd te kijken en
begreep er niets van. “KRRR, een even-wezen?” zei ik verbaasd. “Wat is dat, een
even-wezen?” “Elk persoon heeft een even-wezen in de vorm van een dier. Dat
dier staat heel dicht bij die persoon om die persoon te helpen in het leven, om
keuzes te maken, om te leren van de dingen die niet helemaal gaan zoals ze gaan
moeten. Even-wezens zijn dieren die op de mensen lijken waar ze aan verbonden
zijn. Ze begrijpen heel goed wat die mensen doen en waarom, en ze zullen altijd
hun best doen om deze personen verder te helpen in hun ontwikkeling”, zei KRR.
“Heb ik er dan ook een?” vroeg ik onmiddellijk. “Ja, maar ik zeg niet welk,
want daar moet je zelf achter komen.” “OK, en waarom zoek je Kreukelbaard?” “Ik heb hulp nodig voor mijn meester, de
tovenaar Misflits. Misflits is een goede tovenaar met een warm en liefdevol
hart. Maar jaren geleden maakte hij weer eens van zijn vele foutjes tijdens het
toveren en verloor hij al zijn liefde. Liefde voor zichzelf, liefde voor de
mensen, de natuur, de dieren, alles. Hij is kil en koud geworden en het gaat
niet goed met hem. De kou die zich van hem meester maakte, maakt dat Misflits
bijna bevroren door het leven gaat. En ik weet niet hoe ik die betovering
ongedaan kan krijgen. En dat is wat ik aan Kreukelbaard wil vragen.” Tijdens
dit verhaal begon het me langzaam duidelijk te worden wat er in het bos aan de
hand kon zijn. Daarom vroeg ik aan KRRR waar Misflits was, en het antwoord
klopte precies met wat ik al dacht: Misflits was gearriveerd in het bos. Ik
vroeg aan KRRR of het daarom zo koud en kil in het bos was. “Precies! en het
wordt elke dag erger” antwoordde KRRR. Ik besloot meteen op weg te gaan naar Kreukelbaard en KRRR ging met me
mee op een afstandje, in de lucht. Bij het kabouterdorp stond Kreukelbaard al
te wachten. “Ik wist dat je zou komen, omdat er vreemde dingen gebeuren in het
bos” zei Kreukelbaard. Hij keek naar KRRR en zei: ”Nooit gedacht dat ik nog
eens met jullie kennis zou maken, ik heb veel over jullie gehoord. Vertel me
wat er aan de hand is, want ik denk dat het met Misflits te maken heeft. Zorgt
hij ervoor dat het in het bos zo koud wordt?” KRRR vertelde hem het hele
verhaal. We besloten om Misflits meteen op te zoeken in het bos.
Bij het bos aangekomen leek
het wel hartje winter. Overal lag ijs en de bomen waren wit van de rijp. “Dit
is ongelooflijk” zei Kreukelbaard. “Het hoort een warme zomerdag te zijn. Maar
het is hier compleet winter. Arme dieren, bloemen en bomen, dat verdienen ze
niet. Kom laten we verder gaan. Maar eerst moet ik zorgen dat we hulp krijgen,
want ik heb het gevoel dat we alle hulp kunnen gebruiken die er maar bestaat.
Dit heb ik nog nooit meegemaakt.” Kreukelbaard haalde een eigenaardig soort
fluitje uit zijn zak. Het leek op een takje maar was iets dikker. Hij zette het
aan zijn mond en blies er op. Ik hoorde niets en keek vragend naar
Kreukelbaard. “Dit is de noodfluit voor kabouters. Elk kaboutervolk heeft er
een. Ze worden alleen gebruikt in uiterste noodzaak, en dat gebeurt niet vaak
hoor. Jullie kunnen de fluit niet horen, maar de fluittoon gaat verder dan je
ooit kan vermoeden. Vele volken, van kabouters tot elven, trollen en reuzen
horen deze toon en weten dan dat er wat aan de hand is en dat er hulp nodig is.”
“Hoe weten ze dan waar en wat voor hulp er nodig is?” vroeg ik gauw. “Door de
manier van fluiten. Elk volk heeft zijn eigen fluitje met zijn eigen toon. Daaraan
herkennen we elkaar. Het fluitje weet precies welke emotie bij deze situatie
hoort, dat voelt hij aan diegene die blaast. Degene die de toon hoort zal goed
moeten luisteren en die voelt dezelfde emotie. Dat wordt dan weer omgezet in
beelden in hun hoofd. En zo weten ze precies wie welke hulp nodig heeft, en waar.
Maar nu genoeg gepraat, aan het werk, het bos in en op zoek naar Misflits.”
We liepen het smalle laantje in
naar het bos en we merkten meteen dat het er donkerder was dan tevoren. Kreukelbaard
keek omhoog en zei: ”Zelfs de lantaarns zijn uit gegaan. We kunnen niet verder gaan
voordat deze weer goed branden. Zonder het licht van deze lantaarns is Misflits
verloren. Deze lantaarns verspreiden het licht van de liefde, de warmte in de
wezens. Ik moet meteen actie nemen!” Kreukelbaard floot nogmaals op zijn
fluitje en even later kwamen er kleine lichtende wezentjes aan zweven. Het
bleken elfjes te zijn. Hoewel het erg
koud was bleken de elfjes hier geen last van te hebben. Na even met
Kreukelbaard gepraat te hebben vlogen ze allemaal naar de lantaarns en zorgden
ze ervoor dat de lantaarns weer gingen branden en bleven branden. Één voor één verspreidden de lantaarns
hun geelgouden licht langs het koude donkere laantje. Ik zag toen we over het
laantje verder liepen in elke lantaarn een elf zitten. En ze deden hard hun
best om het licht brandende te houden. Zo liepen we verder en verder het bos
in. Hoe verder we kwamen, hoe moeilijker het was voor de elfjes om het licht te
laten branden. Uiteindelijk zagen we een open plek in het bos, een stukje
verwijderd van het laantje. KRRR ging voorop, dan Kreukelbaard, toen ik en
daarna nog een stel kabouters, feeën, en twee reusachtig grote mannen die tot
mijn grote verbazing Neuzel en Treuzel heetten. Voorzichtig liepen we verder de
open plek op naar een klein huisje. Alles was er donker. Kreukelbaard liep naar
de deur en ging het huisje binnen. Binnen zat Misflits, op een stoel vlak voor
de open haard die intussen ook uitgegaan was en waar ijspegels inmiddels aan de
schoorsteenmantel hingen. Kreukelbaard riep Neuzel en Treuzel bij zich en vroeg
hen om hout te gaan sprokkelen voor de open haard. KRR en Kreukelbaard gingen
bij Misflits zitten en probeerden hem aan het praten te krijgen. Het enige wat
Misflits voort kon brengen was een onduidelijk gemompel. Neuzel en Treuzel
hadden al gauw wat hout gehaald en samen met de elfjes maakten ze een
knapperend vuur in de open haard. Al snel verspreide zich een warme gloed door
het hele huisje. Zodra het vuur groot genoeg was begonnen de feeën een lekkere
soep van bospaddestoelen en diverse kruiden te maken die ze Misflits lepeltje
voor lepeltje te eten gaven. Langzaam kwam er weer een beetje kleur op de
wangen van Misflits. Hij keek in het rond en zag alle feeën, elven en kabouters
aan het werk om het er weer gezellig en warm te maken. Hij zag Kreukelbaard en
KRRR en glimlachte voorzichtig. “Aahh vrienden, wat geweldig om jullie te zien”
zei hij zacht. “Ik ben blij dat jullie gekomen zijn om mijn oude koude hart
weer een beetje te verwarmen. Het is deze keer goed mis gegaan he?” Misflits
keek KRRR aan en aaide hem over zijn kop. “Je hebt me dus wéér niet in de steek gelaten,
KRRR . Als ik jou toch niet had.” “Goed” zei Kreukelbaard, “vertel eens wat er
is gebeurd.” En Misflits vertelde: ”Het begon al jaren geleden. Je weet dat ik
van dieren hou, van mensen, van bloemen en bomen. En dat ik altijd het beste
wil voor iedereen en alles. En als ik zie waar er niet goed met elkaar wordt
omgegaan dan probeer ik er met mijn toverkunsten iets aan te verbeteren. In het
begin ging dat heel goed maar steeds meer toverkunsten gaan nu fout en dat
maakte me eerst kwaad en later verdrietig. Ik ging steeds meer mijn best doen,
maar desondanks ging het steeds slechter met mijn toverkunsten. Ik werd steeds
eenzamer en meer verbitterd. Alles verkilde in mij, en ik trok me terug in de
eenzame wouden tussen de zwarte bergen. Daar zou ik nog eenmaal proberen om een
elixer te brouwen, die mij zou helpen om de wereld te verbeteren, om meer
harmonie in de wereld te krijgen, en om zo ook mijn oude inmiddels koude lijf
weer te verwarmen. Maar het ging nog meer mis dan anders. Alle energie, al mijn
liefde voor de wereld, de natuur, de levende wezens, trok uit mijn lijf in het
elixer. Ik was op slag als versteend en wilde niets meer van het leven weten,
niets had mijn interesse meer. En het werd kouder en kouder om me heen. De
dieren verlieten mij en verdwenen naar andere oorden, ik zag niemand meer, en
de zon zag ik nog nauwelijks. Het stukje land waar ik woonde werd kaal en
bracht geen oogst meer voort. Behalve
KRRR was er niemand of niets meer in mijn buurt. En KRRR heeft mij overgehaald
om hier naar toe te komen om hulp te vragen. Het heeft me twee jaar gekost om
hier te arriveren. En nu mijn vrienden, als ik jullie nog vrienden mag noemen,
wil ik jullie vragen om mij te helpen om de warmte en de liefde voor alles wat
leeft en groeit weer opnieuw te vinden.” Het was lange tijd stil en iedereen
staarde voor zich uit. Plotseling zei Kreukelbaard: ”Tja dat wordt moeilijk,
want dat is iets wat wij eigenlijk niet mogen. En dat is ook precies waarom het
zo vaak fout ging met jouw toverkunsten. Je kan en mag geen toverkunst gebruiken
om de levende wezens van elkaar te laten houden, of met elkaar in harmonie te
laten leven. Dat is iets wat je aan iedereen zelf moet overlaten. Dat is hun
keuze en die mag jij niet voor hen maken. Je mag alleen het voorbeeld zijn. En
jij hebt daar zoveel energie in gestoken dat je steeds kwader werd toen het
ging mislukken. En doordat je steeds teleurgesteld werd, ging je nog meer fouten
maken. En zo ging het dus steeds slechter met je.” “Maar wat moet ik dan nu?”
vroeg Misflits. “Ik weet het niet, en dat is echt voor het eerst” bekende
Kreukelbaard. Op dat moment kwam er een prachtige gedaante binnen. Ze had
golvend kastanjebruin haar en ze had een prachtige blauwe jurk aan. Om haar
heen scheen een gouden gloed te hangen. Alle elven en feeën in de kamer maakten
een buiging. Het moest wel een koningin zijn. Ze kwam glimlachend op Misflits
af en Misflits zat haar met tranen in zijn ogen aan te kijken. “Elronde, dat ik
jou nog eens mag zien, wat een eer en wat een verrassing. Mijn hart klopt nog
steeds voor je.” Elronde knielde neer bij de voeten van Misflits en zei: “Lieve
Magistra, want zo heet je echt, eens was je een groot magiër die alleen het
goede voor had met deze wereld. Je hielp waar je maar helpen kon om de wereld
tot een paradijs te maken. Wij ontmoetten elkaar en werden verliefd. Helaas
moesten we elk ons eigen weg gaan, maar jouw liefde voor mij heeft mij nooit verlaten. Deze liefde kan ik je nu weer
opnieuw laten voelen, omdat het nog steeds een deel van jou is, door wie jij
was en wie je nu bent. En daarom kan dat deel van jou weer tot bloei komen.
Maar ik kan niet alles voor je doen. Er is één deel,
wat je zelf zal moeten doen. Maar onze gedeelde liefde voor alles zal je
misschien weer voldoende energie geven om op zoek te gaan naar wat je bent
verloren. ”Elronde pakte de handen van Magistra. Op dat moment stroomde er gouden licht door de
handen van Elronde. Via de handen van Magistra bereikte deze warme gloed het
hart van Magistra. Magistra zuchtte diep en dankte Elronde vanuit het diepste
van zijn hart. “Lieve Elronde, wat een geschenk, ik voel dat de warmte van jouw
liefde een deel van mijn lichaam weer heeft laten ontdooien. Ik voel mijn hart
weer kloppen en ik weet dat ik weer Magistra kan worden. Het is alleen alsof ik
nog iets mis.” Het werd weer stil in de kamer. Het viel me op dat het er een
stuk warmer was, hoewel het vuur veel kleiner was geworden. Niemand bewoog en
ik hoorde iedereen piekeren wat het toch kon zijn wat Magistra nog miste.
Elronde keek Magistra met een glimlach aan en ging toen tussen Neuzel en
Treuzel in staan. Ze keek hen aan en zei: “Vooruit, zeg het maar wat jullie al
de hele tijd denken, niet aan jezelf twijfelen.” Neuzel en Treuzel begonnen wat
te draaien en zeiden toen ik koor: “Nou, eh, we dachten zo, dat het misschien
wel een goed idee zou zijn om eens te kijken naar, eh we bedoelen eigenlijk, om
eh, er is iets wat vergeten wordt enne dat zou wel eens belangrijk kunnen zijn
dus misschien dat iemand….” “Ooooh kom op, voor de dag ermee, niet zo tutten,
elke keer als jullie iets zeggen is het heel belangrijk, en zo is het altijd al
geweest, dus voor de dag ermee” riep Kreukelbaard. Aangemoedigd door de elven, feeën
en Elronde, die nog tussen hen in stond, riepen ze ineens allebei: “Het elixer,
hij moet zijn eigen elixer drinken want
daar zit zijn eigen passie en liefde voor de wereld en zichzelf in.” Met rode
hoofden keken ze in het rond. Iedereen was stil en Elronde lachte. “Natuurlijk,
natuurlijk, dat ik daar niet aan gedacht heb” zei Kreukelbaard. Waar is dat
flesje met elixer.” “Thuis in de eenzame wouden tussen de zwarte bergen” kraste
KRRR.
Elronde pakte een fluit, die veel op
die van Kreukelbaard leek, alleen was deze veel slanker. Ze blies er op en
luisterde. “Er wordt voor gezorgd” zei ze met nog steeds diezelfde betoverende
glimlach op haar gezicht. “Kan er even iemand naar de rand van het bos gaan,
want het wordt zo bezorgd”. Verbaasd keek ik hoe Treuzel en Reuzel opveerden en
de deur uit stormden. Tien minuten later kwamen ze hijgend weer terug. Neuzel
had in zijn grote handen een mooi flesje met een helder vocht. Treuzel riep dat
er boven het bos een Snelheks vloog. Die had verteld dat er een aantal
Snelheksen voor hadden gezorgd dat het flesje onmiddellijk opgehaald en verzonden
werd. De laatste heks had het bos bijna voorbij gevlogen, zo hard ging ze. Maar
omdat Neuzel en Treuzel ineens het bos uitkwamen stormen, zag ze dat ze er al
was. En het bos was ook al aan het veranderen. Ze hadden gezien dat het ijs aan
het verdwijnen was en het was ook lichter geworden in het bos. Het was nog wel
koud en mistig. Kreukelbaard keek Elronde aan en zei: “Het lijkt er op dat jouw
aanwezigheid en woorden al een heleboel in beweging hebben gezet. Nu het
laatste stukje nog. Magistra, hier is je flesje. Als het klopt wat je zei, dan
kun je nu jouw liefde en warmte terugvinden, de warmte en liefde voor alle
wezens, alles wat jou verlaten heeft tijdens je toverkunsten als Misflits.” Magistra
keek Kreukelbaard aan en vroeg: “Zal ik dan weer voor altijd de Magistra zijn
die ik vroeger was?” “Dat ligt eraan” zei Elronde. “Dat ligt aan hoe jij vanaf
nu je werk gaat doen.” Magistra antwoordde, dat hij nu voortaan een voorbeeld
zou zijn voor de wereld waarin hij leefde. Iedereen mocht eigen keuzes maken over
wat hij of zij wilde doen, en hij zou niemand of niets meer met toverformules
en drankjes proberen te veranderen in een goed en liefdevol iemand. Ze moesten
zelf maar ervaren hoe dat was. En als iemand hulp vroeg bij die keuze dan
konden ze bij hem komen logeren om te zien en te voelen hoe het was om in
harmonie en met vreugde in een liefdevolle omgeving te leven. Met die woorden
zette hij het flesje aan zijn mond en dronk het helemaal leeg. Net toen we
dachten dat er niets gebeurde, kreeg Magistra weer kleur op zijn wangen. Zijn
kleren kregen een mooie donkerblauwe kleur en op zijn toverhoed begonnen de
sterren weer te twinkelen. Magistra stond op en liep naar Elronde en omhelsde
haar. “Lieve Elronde, ik heb altijd groot respect voor je gehad, ik heb altijd
van je gehouden en zal dat altijd blijven doen. Als je in de buurt bent, staat
mijn deur altijd voor je open. Je bent van harte welkom. Dank je wel voor wat
je voor mij gedaan hebt”. Op dat moment begon KRRR te kuchen en viel achterover
van de stoel. Toen hij weer opkrabbelde was iedereen getuige hoe KRRR van een
zwarte kraai, in een veelkleurige papegaai veranderde. “Zo, dat voelt ook weer
een stuk beter” kwetterde hij. Iedereen begon te lachen.
Elronde deed de deur van het
huisje open en zonnestralen verlichtten het kamertje. We liepen allemaal naar
buiten en zagen de winterse kou weer uit het bos trekken. Het leven keerde
terug, de bloemen begonnen weer te bloeien, de bomen werden weer groen, de
dennen begonnen weer te geuren en langzaamaan hoorden we ook weer
dierengeluiden in het bos. Magistra keek dankbaar om zich heen en liet iedere
aanwezige weten hoe blij hij was met zulke vrienden. Magistra besloot om nog
een tijdje in het bos te blijven en te genieten van al zijn vrienden en de prachtige
natuur, om daarna weer terug te keren naar het eenzame woud tussen de zwarte
bergen. Hij wilde dat het daar ook weer werd zoals vroeger. Hij zou het ons
beslist laten weten en we spraken dan ook af dat hij zijn avonturen regelmatig
aan ons zou komen vertellen.